Wat doe je dan?

Wanneer ik haar een appje stuur, zie ik dat ze al bijna een week niet op haar telefoon heeft gekeken. Ik vermoed dat er iets mee is gebeurd en dat blijkt ook zo te zijn. Omdat ik toch in de buurt ben bel ik bij haar aan en kan haar daardoor even spreken en tegelijk genieten van haar net, heel mooi, nieuw ingerichte tuin.

We spreken over haar werk waarmee zij is gestopt en mijn werk, dat ik met veel plezier doe. ‘Het is niet veel werk, niet constant,’ vertel ik haar, ‘in maart had ik alleen een cursus van twee uur, waarvan ik één uur betaald kreeg, en zes examens na te kijken waarvan de deadline in de nieuwe maand lag. Maar in april had ik wel drie diensten en werd ik ook nog voor één wakker gebeld, omdat er iemand was uitgevallen.’

‘En wat doe je dan?’ vraagt ze, ‘wat doe je als je niet werkt?’

Het eerlijke antwoord zou waarschijnlijk zijn: veel lanterfanten. Maar dat zeg ik niet, omdat me dat niet direct invalt. ‘Schrijven en lezen,’ zeg ik, ‘ik schrijf en lees heel graag en ook heel veel. En ik praat veel met mensen, ik bezoek regelmatig mensen.’

De dag voor dit gesprek bezocht ik mijn oudste zus. Zij is één van de mensen die ik regelmatig bezoek. Ik sprak met haar ook over wat ik doe en dat is vooral omdat zij denkt dat ik ‘altijd’ weg (van huis) ben en ‘zoveel dingen doe’.

Ik zeg dan altijd dat dat wel meevalt. En misschien heeft het wel te maken met wat een kennisje, die bij mij op bezoek was, zich liet ontvallen. Als zij zich druk voelt dan doet ze bewust dingen langzaam, waarop ik oprecht reageerde met: ‘Ik doe altijd alles langzaam, omdat ik het niet sneller kan.’ Het leek een soort eyeopener voor ons allebei.

Ik lees inderdaad veel, zaterdagkranten met bijbehorende magazines, boeken, altijd meerdere ‘tegelijk’. En ik schrijf een dagboek, brieven, gedichten en blogs. Schrijven doe ik best wel snel, maar het ‘kost’ toch altijd tijd.

En mijn huishouden…dat doe ik zoals wij het goed vinden en wanneer het moet. Dit ‘alles’ doe ik dus wanneer ik niet werk. En…een beetje lanterfanten.