Deel elkaars leven

‘Nee, ik vertel hem nooit iets over mijn werk.’ Ze zegt het met een stelligheid die mij verbaast. ‘Nee, hoor, dan moet ik steeds alles weer uitleggen.’ Ik zeg: ‘Oh, okay,’ en denk, ‘dat kan ook anders.’

Mijn man en ik doen heel verschillend werk en hebben ook periodes in ons leven meerdere werkgevers tegelijk gehad. We hebben bovendien in die toch al drukke periodes (want nog jonge kinderen) ook verschillende studies en cursussen gedaan.

Omdat we ook altijd één gezinsauto hebben gehad was vaak genoeg de vraag: ‘Wie heeft nu de auto nodig?’ En dan ging de ander met de fiets of het openbaar vervoer en soms hadden we het geluk een auto voor die tijd te kunnen lenen. Dat was dan de auto van zijn vader en zijn ouders pasten, op de avond dat wij beiden moesten werken, op onze kinderen.

Misschien hebben wij het geluk gehad dat we ‘spelenderwijs’ of ‘automatisch’ moesten communiceren over het verdelen van onze tijd en aandacht over gezin en werk. Wie waar meer tijd aan ‘kwijt’ was, is nooit belangrijk (geweest) want wij vonden beiden even belangrijk.

Van alle werkgevers die mijn man en ik hebben (gehad) kennen wij namen en gebeurtenissen omdat we daar, bij thuiskomst, altijd even over praten. Heel soms vragen we elkaars raad of mening over iets of iemand, maar meestal is het gewoon even een kort verslag van onze wetenswaardigheden van die dag. En zelfs als ik een hele dag thuis ben geweest is daar wel iets (meestal leuks) over te delen.

Nu de kinderen (al jaren) niet meer thuis wonen geeft het ons een verbondenheid die volgens mij alleen maar kan ontstaan door tijdens je gezinsleven daadwerkelijk elkaars leven te delen. Dezelfde aandacht hadden wij voor de verhalen van onze kinderen, zo heb ik het althans ervaren.

Misschien is dat ook de reden dat wij, met ons vieren nog steeds een goede ‘match’ zijn. We brengen nog steeds graag tijd met elkaar door, zelfs nu onze dochters met hun gezinnen op flinke afstand van elkaar wonen. En ik hoop dat we altijd kunnen zorgen dat onze kleinkinderen elkaar zo regelmatig zien dat ze weten: ‘Dat is mijn neef of nicht en wij horen bij elkaar.’

Ik wil graag een oude oma worden om dat, als zij volwassen zijn geworden, daadwerkelijk mee te maken. En natuurlijk met opa aan mijn zij.