Aandacht…echte aandacht

Jaren geleden toen ik nog op school stond, dus zeker tien, verzuchtte een collega dat er bij hem thuis bijna niet meer werd gesproken. Het gezin zat wel bij elkaar in de huiskamer maar ieder had een laptop of telefoon, op schoot of voor zijn neus, waarmee hij alleen bezig was. Storen werd niet op prijs gesteld. De kinderen, drie jongens, waren in de tienerleeftijd of misschien wel bijna adolescent.

Ik weet niet meer of ik er verbaal op heb gereageerd maar als dat zo was zal ik zoiets hebben gezegd als: ‘Daar kun je toch zelf wat aan doen,’ met in mijn achterhoofd ons eigen gezin met twee meisjes die tien jaar geleden al lang uit huis waren.

Hoe het met dit gezin verder is gegaan weet ik niet, maar ik hoop voor de verzuchtende vader dat hij gewenste verandering heeft kunnen bewerkstelligen.

In een boek uit 1999, van Gabor Maté (Het verstrooide brein), lees ik: ‘Gezinnen eten, praten en lezen niet meer samen,’ schrijft Bly. ‘Wat de jongeren nodig hebben is stabiliteit, aanwezigheid, aandacht, advies, goede voeding voor de geest, integere verhalen, maar dat is precies wat ze van de maatschappij niet krijgen.’

Ik zou ervoor pleiten dat ze dit van hun ouders krijgen, die natuurlijk ook in deze maatschappij leven. Maar ouders zijn verantwoordelijk voor het welzijn van hun kinderen, die lang afhankelijk van hen zijn. Een goede opvoeding en verzorging van hun kinderen vraagt dus een kritische blik van ouders op deze maatschappij, waarvan we allemaal weten dat die niet ideaal is.

Ik zie met vreugde dat onze jonge kleinkinderen worden voorgelezen, elke dag. Ze zijn verbaal sterk en durven, beiden nog op de basisschool, hun ouders vragen te stellen die ze bezighouden. Ze hebben inspraak in hun eigen jonge leven en het lijkt mij een goede voorbereiding voor wanneer ze op een dag zelfstandig in de maatschappij zullen functioneren.

We zien ook onze oudere kleinkinderen die zich al wat losmaken van hun ouders. Hun leven is niet gladjes verlopen met de scheiding van hun ouders, maar waar ze altijd op konden en kunnen rekenen is de aandacht en aanwezigheid van hun ouders en stiefouder. Dat wij als grootouders nog zo bij hen betrokken worden vinden wij een groot goed en wellicht heeft dit te maken met de aandacht en aanwezigheid, die wij altijd hebben gehad voor onze kinderen, toen ze nog jong waren en thuis woonden.

Dat zou ik een mooie gedachte vinden.