Toen het meisje jong was, hoefde ze nooit over de dood na te denken. Iedereen die haar lief en dierbaar was, was om haar heen. De dood was ver weg, een abstract begrip.
Ze was 22 toen haar oude oma overleed. Dit was de eerste keer dat ‘de dood’ voor haar daadwerkelijk iets betekende. Want oude oma was in haar leven ‘een begrip’. Oude oma woonde bij een tante waar het meisje als kind vaak had gelogeerd. Op haar negende had oma haar een gouden kruisje gegeven aan een heel fijn gouden kettinkje. Een onbegrijpelijk cadeau (voor een kind met elf broers en zussen) dat het meisje sindsdien als een kostbare schat heeft gekoesterd.
Toen haar andere oma stierf was ze ontzet en diep verdrietig. Vanwege de logeerpartijen van oma met haar opa vroeger? Door haar liefde voor de moeder van het meisje, die haar stiefdochter was? Door haar lieve, witte, stille gezicht met soms haar ‘Stan Laurel’ glimlach? Misschien door haar 4711 geur en haar koffertje onder de kapstok als ze na opa’s overlijden kwam logeren? En altijd heel lang bleef. Het meisje wist het niet. Ze wist wel dat dit haar laatste oma was en dat nu haar eigen ouders de oudste generatie waren. En misschien was dat het wel. Dat ze allemaal in de rij naar boven waren opgeschoven.
Haar verdriet viel in het niet bij het verdriet van de nog levende broers en zussen van deze lieve, oude oma. Van het jongste zusje, een fragiel oud vrouwtje dat in de kist leek te willen kruipen en zo intens verdrietig was.
Het meisje, van buiten al oud geworden, wist nog niets van dit gevoel. Van dit soort verdriet dat ze zo duidelijk had gezien bij die oude mannen en vrouwen. Maar ze was niet verbaasd, dit was hun zus, dit waren zij zelf. Het meisje keek om zich heen, naar haar eigen broers en zussen. Haar broer die werd getroost door de lieve omhelzing van zijn zusje. Haar ouders die elkaar aankeken met in hun ogen hun innige liefde en intense verdriet.
Bijna twee jaar later was daar dan dat heel grote verdriet. Het verlies van het kleine meisje dat op zo’n onbegrijpelijke wijze haar leven verloor. Ze was gewoon een beetje ziek. Een hardnekkige griep … dachten ze, tot ze opeens niet meer op haar beentjes kon staan. De dood had toen al om het hoekje gezeten. En stuurde een kleine Engel om het bengeltje te halen.
Haar ouders, het jongste zusje van het meisje, en haar man, berustten. Zo leek het althans. En het meisje dacht: ‘Hoe doe je dat?’ maar ze wilde het niet weten. Ze wil het niet want als je het weet dan heb je zoiets ergs meegemaakt. Dan weet je hoe erg het is…