Huizen, huizen, huizen

Op LinkedIn lees ik verschillende berichten in relatie tot het huizenprobleem dat ons land in zijn greep heeft. De berichten zijn verschillend van aard. Ik lees over ‘terugroepactiegroningen.nl’ waarbij young professionals die elders zijn gaan wonen en werken worden gevraagd of ze terug willen verhuizen naar Groningen om hier hun kennis in te zetten en tegelijk in een omgeving met meer ruimte (dan bijvoorbeeld in de Randstad) te komen wonen. De terechte vraag die ik daarbij in een commentaar las was: ‘Waar kunnen ze in de stad dan snel een betaalbare woning vinden?’

Voormalig minister De Jonge roept mensen op overbodige kamers in hun huis te gaan verhuren aan studenten. Ik ken mensen die dat doen en weet dus dat het kan. Natuurlijk moet je daarbij selectief zijn in de keuze van wie je dit ‘gunt’. En wanneer de studenten zich niet aan de regels wensen te houden, moet je ze de huur kunnen opzeggen.  

In een commentaar in die LinkedIn post wordt gezegd dat ‘wanneer AOW’ers niet zouden worden gekort bij samenwoning er wellicht meer mensen zouden gaan samenwonen waarbij veel woonruimte zou vrijkomen’.

Waar ikzelf van overtuigd ben is dat wanneer minder mensen gaan scheiden, hun relatie verbreken, er ook minder huizen nodig zullen zijn. Ik weet dat veel scheidingen niet te voorkomen zijn en ik denk dat met een goede oudercursus aan het begin van een zwangerschap misschien evenzoveel scheidingen wel te voorkomen zijn. De grote winst bij het voorkomen van een scheiding (wanneer die inderdaad te voorkomen is), is het lot van de kinderen. Om dit een voordeel te noemen is een understatement, dit is een enorme winst.

Misschien moeten we dus zeggen: kinderen, AOW’ers, studenten en huizen, huizen, huizen.

Zij niet…en wij ook niet

‘Je gaat het toch wel doen?’ Ik kijk hem verwachtingsvol aan, terwijl ik wel zie dat hij het, om wat voor reden dan ook, niet wil. De vraag was heel simpel: ‘Ach, wil jij even de lege flessen weg gooien?’ gevraagd door zijn pappa.

Hij maakt geen aanstalten om in beweging te komen en ik zeg: ‘In onze familie en in ons gezin hebben we een vaste regel en die is: als iemand je vraagt iets te doen, dan doe je dat. Tenzij je bijvoorbeeld ziek bent…maar dan vragen we het niet.’ Ik zie dat hij erover nadenkt en ik moedig nog even aan: ‘Kom, doe het nou maar.’

Hij staat op en gaat in de gang zijn schoenen aantrekken. Zijn gemoed is nog duidelijk in mineur. Terwijl hij op de trap zit, en blijft zitten zeg ik op enig moment: ‘Nou, kom maar binnen. Ik ga wel.’ Maar dat wil hij ook niet. Hij trekt zijn jas aan en gaat met de tas met flessen naar beneden. Voor het raam kan ik hem bijna helemaal volgen en na korte tijd komt hij weer terug, zijn gezicht nog altijd op onweer.

Hij trekt de slaapkamerdeur achter zich dicht en na een tijdje gaat hij in de kamer televisie kijken. ‘Bedankt dat je de flessen hebt weggebracht,’ zeg ik, nog steeds tegen zijn wat stugge gezicht. ‘Heb je begrepen wat ik zei?’ beantwoordt hij met een kleine ruk van zijn hoofd. De juiste toon vinden we weer terug wanneer ik hem even later wat lekkers breng en zijn gezicht weer opklaart.

Lang geleden, toen onze kinderen nog klein waren, gingen we samen een dagje uit. Tussen ons was wat geharrewar en de kleine meisjes zaten muisstil achterin de auto. Ik vond het vooral voor hen vervelend maar wist ook dat wij, groten, ook de stemming die we onbedoeld hadden opgeroepen naar vonden. Op enig moment vroeg ik iets waar mijn man uitgebreid op kon reageren en al pratend werden zijn toon en mijn toon weer rustig. Achterin de auto hoorde ik twee kleine zuchtjes van opluchting en zag ik, in mijn verbeelding, twee stel gespannen schoudertjes zakken.

Het overkomt ons allemaal wel eens dat we, om wat voor reden dan ook, onbedoeld de goede sfeer bederven. We kunnen wat gefrustreerd zijn of niet lekker in ons vel zitten. Wij doen dat niet expres, en dat geldt ook voor onze kinderen. Het is alleen voor de kinderen wel prettig als wij ze kunnen helpen daar weer uit te komen en dat geldt ook voor onszelf. Wie het vervolgens doet is niet belangrijk, dat we er niet in blijven hangen is dat wel.

Er valt wat te kiezen

Vandaag is de dag waar we met elkaar, reikhalzend naar hebben uitgekeken. We hebben gestemd, na eindeloos verkiezingsdebatten kijken en luisteren, nauwlettend het nieuws volgen en verkiezingsprogramma’s bekijken en vergelijken. Er zullen vast mensen zijn die dit doen, mij lukt het niet. Ik lees er alles over wat ik in handen krijg en bekijk debatten op televisie, wanneer ik er toevallig voor zit.

Bij de voorlaatste verkiezingen was ik er heel zeker van dat ik D66 wilde stemmen omdat ik mevrouw Kaag het liefst in het torentje had gezien. Haar functie als Minister van Buitenlandse zaken vond ik zo terecht aangezien zij jaren diplomaat (naast alle andere hoge functies die ze heeft bekleed) is geweest en dus veel weet van de zaken in het buitenland. Toen zij in het volgende kabinet Rutte echter Minister van Financiën werd haakte ik af. Ik begreep het wel, want zo gaat dat in de politiek. Ministers worden aangesteld op een post, los van of ze er de meest geschikte kandidaat voor zijn of niet. Maar ik vond het een verkeerd besluit.

In één van de debatten hoorde ik overigens een politicus zeggen dat hij ‘specialisatie’ wilde onder de ministers, precies wat ik bedoel. Ik hoop dan ook dat het volgende kabinet daarvoor gaat kiezen.

Ik heb in het verleden een keer SP gestemd, toen nog geleid door meneer Marijnissen, de vader van de huidige partijleider. Ik wilde zo graag weten hoe de partij het ging doen in de regering en ik had veel vertrouwen in deze man. Hoewel ze toen wel deel konden uitmaken van de regering kozen ze daar niet voor. De reden daarvoor weet ik niet maar het gaf mij het gevoel dat ze liever ‘comfortabel’ in de oppositie wilden blijven. Ik heb voor elke regering enorm bewondering, want ze doen veel goed en ook veel fout (afhankelijk van onze persoonlijke ideeën) maar ze doen het wel. Ze nemen verantwoordelijkheid.

Ik heb nu weer gekozen. En hoe ‘mijn’ partij het gaat doen, daar ben ik heel benieuwd naar want ik denk zeker dat zij van de komende regering deel kunnen uitmaken. Ik hoop dat zij, in dit rijke land, een einde kunnen maken aan het feit dat er mensen in armoede leven, of nog erger, op straat. Ik hoop dat zij ervoor kunnen zorgen dat de zorg, het onderwijs en onze rechtstaat weer op orde kunnen komen. Dat de juiste mensen erover zullen gaan. Mensen die gaan voor de mensen en niet voor het geld. Ik hoop dat ze ervoor kunnen zorgen dat de mensen die in ons land wonen, hoe ze er ook terecht zijn gekomen, een baan kunnen krijgen en een woning zodat er wellicht geen mensen uit andere landen hoeven te komen om hier werk te doen (levend en werkend onder erbarmelijke omstandigheden) die de mensen die hier wonen niet willen doen.

Ik hoor regelmatig politici zeggen dat iets ‘niet te betalen is’ en dat geloof ik niet. In dit rijke land is meer dan genoeg geld…het wordt alleen wel, op heel veel gebieden, nog verkeerd besteed.

Deel elkaars leven

‘Nee, ik vertel hem nooit iets over mijn werk.’ Ze zegt het met een stelligheid die mij verbaast. ‘Nee, hoor, dan moet ik steeds alles weer uitleggen.’ Ik zeg: ‘Oh, okay,’ en denk, ‘dat kan ook anders.’

Mijn man en ik doen heel verschillend werk en hebben ook periodes in ons leven meerdere werkgevers tegelijk gehad. We hebben bovendien in die toch al drukke periodes (want nog jonge kinderen) ook verschillende studies en cursussen gedaan.

Omdat we ook altijd één gezinsauto hebben gehad was vaak genoeg de vraag: ‘Wie heeft nu de auto nodig?’ En dan ging de ander met de fiets of het openbaar vervoer en soms hadden we het geluk een auto voor die tijd te kunnen lenen. Dat was dan de auto van zijn vader en zijn ouders pasten, op de avond dat wij beiden moesten werken, op onze kinderen.

Misschien hebben wij het geluk gehad dat we ‘spelenderwijs’ of ‘automatisch’ moesten communiceren over het verdelen van onze tijd en aandacht over gezin en werk. Wie waar meer tijd aan ‘kwijt’ was, is nooit belangrijk (geweest) want wij vonden beiden even belangrijk.

Van alle werkgevers die mijn man en ik hebben (gehad) kennen wij namen en gebeurtenissen omdat we daar, bij thuiskomst, altijd even over praten. Heel soms vragen we elkaars raad of mening over iets of iemand, maar meestal is het gewoon even een kort verslag van onze wetenswaardigheden van die dag. En zelfs als ik een hele dag thuis ben geweest is daar wel iets (meestal leuks) over te delen.

Nu de kinderen (al jaren) niet meer thuis wonen geeft het ons een verbondenheid die volgens mij alleen maar kan ontstaan door tijdens je gezinsleven daadwerkelijk elkaars leven te delen. Dezelfde aandacht hadden wij voor de verhalen van onze kinderen, zo heb ik het althans ervaren.

Misschien is dat ook de reden dat wij, met ons vieren nog steeds een goede ‘match’ zijn. We brengen nog steeds graag tijd met elkaar door, zelfs nu onze dochters met hun gezinnen op flinke afstand van elkaar wonen. En ik hoop dat we altijd kunnen zorgen dat onze kleinkinderen elkaar zo regelmatig zien dat ze weten: ‘Dat is mijn neef of nicht en wij horen bij elkaar.’

Ik wil graag een oude oma worden om dat, als zij volwassen zijn geworden, daadwerkelijk mee te maken. En natuurlijk met opa aan mijn zij.

Als je niet wegkijkt

Hij was net twee jaar jong toen hij bij het pleeggezin werd geplaatst. Het pleeggezin dat later zelfs een gezinshuis werd. Zijn huidskleur was anders dan dat van de leden van het gezin. Was het daardoor dat hij werd genegeerd, voor schut gezet of nog erger, vernederd? Met te grote regelmaat. Over zijn jeugd weet ik niets meer dan dit wat ik heb gehoord in de documentaire die over hem is gemaakt en de podcast die ik vanmorgen, via LinkedIn, beluisterde.

De instanties, die in de 15 jaar dat hij bij het gezin woonde, over hem ‘gingen’ constateerden hier wel wat van, zoals hij later las in de dossiers, maar na een gesprek met de pleegmoeder werd dit weer doorgehaald. Nee, hiervan was niets waar. Het lag allemaal aan de jongen, die deugde niet, was onhandelbaar.

Op zijn 21ste studeert deze jongen bestuurskunde en wanneer je hem hoort praten kun je je niet voorstellen dat hij een vreselijk leven in dat gezin heeft gehad. Hoe sterk moet je zijn om dit zo te overleven? Sterk blijkt wel, wanneer hij het moedige besluit neemt om de pleegmoeder voor de tuchtraad te ‘slepen’. Een zaak tegen haar aan te spannen. Hij is inmiddels van het gezin af, maar maakt zich zorgen om de kinderen die er nog wel moeten wonen.

In de podcast hoor ik dat het onder anderen de zus en zwager van de pleegmoeder zijn die de jongen in het proces van de aanklacht bijstaan. Zij hebben hem en het gezin al die jaren meegemaakt en zich vaak afgevraagd hoe het voor de jongen was om daar te wonen. Zij zijn getuige geweest van het onrecht dat de jongen stelselmatig is aangedaan. En zij zijn zo moedig en eerlijk geweest om die getuigenissen officieel te maken, wat de zaak van de jongen zeker zal hebben geholpen.

Chapeau voor deze mensen. Ik weet niet of ze in zijn jeugd moeite hebben gedaan om hem, waar voor hen mogelijk, bij te staan. De relatie tussen hen en de jongen is in ieder geval goed. Toen hij op zijn 17de door de pleegouders uit huis was gezet hebben ze contact met hem opgenomen en zij hebben bijgedragen aan het positieve resultaat dat de jongen heeft kunnen behalen in de zaak waarin hem, uiteindelijk, recht werd gedaan.

Chapeau oom en tante dat jullie niet hebben weggekeken, maar de jongen hebben geholpen en bijgestaan toen hij jullie nodig had. Dat is wat in kwetsbare zaken als deze mensen teveel doen…wegkijken. Dat hebben jullie gelukkig niet gedaan.

Warm nestje

Lief kindje, je bent er nog niet. Het duurt zelfs nog even voordat wij elkaar in de ogen zullen kijken. Maar we kijken met smart naar je uit. En al ben je er nog lang niet, ik ga je nu al een paar dingen beloven.

Je pappa en ik hebben elkaar beloofd dat we ons goed op jouw komst zullen voorbereiden. We praten samen over ons werk, hoe we dat gaan verdelen. Het liefst willen we samen maximaal 6 dagen werken en we hebben nog even tijd om te bekijken of en hoe we dat kunnen regelen.

We gaan allebei wat minder (betaald) sporten en pappa is van plan van het wandelen met jou een sport te maken door dan zijn sportkleren aan te doen en stukjes tussendoor met jou te rennen. Maar dat mag pas van mij als jij al wat groter en sterker bent.

Je oma’s willen allebei op jou passen en dan zul je ook nog een dag naar de opvang gaan. We moeten dat binnenkort al gaan regelen, er schijnt altijd een lange wachtlijst te zijn. Onze mamma’s komen om en om op jou passen op een vaste dag in de week, oh wat zal dat een feest voor je zijn.

Pappa en mamma willen ook samen genoeg tijd met jou hebben. We willen je goed leren kennen en veel met je praten en vooral heel goed voor je zorgen. We zullen leren wanneer je moet slapen en eten…en wanneer we je moeten laten huilen.

Lief kleintje, we maken met liefde en heel veel plezier een kamertje voor je klaar. Met natuurlijk een wiegje en een kastje waarop ik je luiertjes kan verschonen, maar ook met een schommelstoel waarop ik je zachtjes in slaap kan wiegen als je dat zelf een keer niet lukt.

We zullen een warm nestje voor je maken waarin je kunt groeien en bloeien en veilig zult zijn. Weet dat wij altijd van je houden…altijd.

Vrede

Toen mijn broer 19 was en ik 21 hebben we elkaar de twaalf jaar daarna niet gesproken en hoegenaamd niet gezien. Er was een onenigheid tussen ons geweest met dat als gevolg.

Ik vond het jammer, hij ontliep mij en ik was toen niet in staat om daar verandering in te brengen. Ik geloof niet dat we er familie mee belast hebben, maar mijn ouders zullen het niet fijn gevonden hebben.

Twaalf jaar is op die leeftijd best lang en ik weet nog goed hoe ik, elk jaar met kerstmis, dacht: ‘Het is te gek voor woorden dat er in de wereld oorlogen zijn en wij, terwijl we familie van elkaar zijn, elkaar niet zien. Dat wij samen onvrede hebben.’

Mijn broer en zijn vrouw waren uiteindelijk degenen die het herstel in gang brachten door ons een kerstkaart te sturen. Ik sluit niet uit dat zij vaak, en misschien ook wel juist met kerst, hetzelfde voelden als ik. Ik schreef ze daarop een brief waarin ik, voor mijn aandeel, mijn excuses aanbood. Toen we elkaar, die kerst, bij mijn ouders troffen hebben we elkaar de hand geschud en heb ik nogmaals mijn excuses aangeboden.

Dat ik zelf niet de eerste handreiking durfde te doen had te maken met het feit dat ik bang was afgewezen te worden. Daarom ben ik zo blij dat zij het wel ‘durfden’. Ik ben nog elke dag blij dat wij weer goed zijn samen.

In de families die ik ken, die onvrede met elkaar hebben, weet ik dat het geen kwestie is van mishandeling of misbruik maar dat er sprake is van verschillen van mening, of interpretatie van gebeurtenissen, of communicatie stoornissen. Er is vaak pijn en verdriet, gekwetste ego’s soms. Vaak wordt er gekeken naar wat ‘de ander’ heeft gedaan terwijl ik denk dat het beter is te kijken naar wat ons eigen aandeel is in de gebeurtenissen.

En als je persoonlijk leed of verdriet hebt is het zo fijn wanneer je terug kunt vallen op je familie, omdat je met elkaar een band deelt die onverbrekelijk is. Je vrienden kun je kiezen en je familie niet…maar je hebt wel keuze in hoe je met je familie wilt omgaan.

Wat is waar?

In het magazine van Amnesty International van Juni/Juli 2023 lees ik dat Sinan Can over de Nationale Postcode Loterij zegt: ‘…een organisatie die geld verdient aan gokverslaafde mensen, een paar procent aan goede doelen schenkt en haar directeur een miljoen per jaar uitkeert.’ Wij zijn direct vanaf de start lid geworden, juist vanwege de goede doelen en wat we zeker niet zijn, is gokverslaafd. Dat alle andere deelnemers dat wel zouden zijn, dat geloof ik niet. Bovendien vraag ik me af: ‘Is de rest wel waar?’

Op het internet vind ik, over waar het geld van de Postcode Loterij naar toe gaat: …het grootste deel- circa €500 miljoen bestaat uit schenkingen van de Postcode Loterij en Vrienden Loterij aan goede doelen, sport en cultuur.

In het jaarverslag 2022 van de NPL: Met de NPL en de VL (zo staan ze in mijn boekje waarin ik alle maandlasten bijhoudt) maken we miljoenen winnaars blij met in totaal 422 miljoen euro aan prijzen en cadeaus. We geven in totaal 473 euro aan goede doelen en cultuur.

Persoonlijk vind ik dit verschil veel te klein. Wat mij betreft zou de verdeling zo moeten zijn dat 80% gaat naar goede doelen en 20% naar prijzen en cadeaus. Dus 716 miljoen euro aan goede doelen en cultuur en 179 miljoen euro aan prijzen en cadeaus.

Ook lees ik op de site van de NPL: …Zo kunnen we de goede doelen ook dit jaar blijven steunen… Van die zin snap ik helemaal niets want…daar is het toch allemaal om begonnen, om die goede doelen te steunen? Het lijkt nu wel andersom, je kunt heel veel winnen en, en passant, steunen we ook nog een paar goede doelen. In die zin vind ik de woorden van Sinan Can niet helemaal verkeerd.

Over het salaris lees ik: …verdiende de directeur van de Nationale Postcode Loterij in 2018 maar liefst €240.000. Bedenk hierbij wel dat de NPL maar liefst één miljard aan inkomen binnenhaalde. Dat is dus bij lange na niet het genoemde één miljoen.

Naast andere goede doelen die wij steunen blijven we lid van de Postcode Loterij met het ene lot dat we hebben en bewust nooit hebben uitgebreid. Omdat het ons gaat om het steunen van de goede doelen en de club die we hebben gekozen voor de Vrienden Loterij en wat we winnen, kleine, leuke cadeautjes tot nu toe, als leuke bijkomstigheid beschouwen.

Er zullen vast, en misschien wel veel, mensen ‘alleen maar’ meedoen om ooit die grote geldprijs te winnen en dat gun ik iedereen. Ik erger me soms aan de reclames die voor die twee loterijen worden gemaakt en ik wilde dat we meer zouden zien van de instanties die daadwerkelijk met de giften worden gesteund. Heel soms zie ik daar op de televisie iets van voorbij komen.

Wat waar is van wat over de NPL in het Amnesty blad wordt beweerd weet ik niet en eerlijk…ik weet dat van heel veel andere berichtgeving ook niet.

Wat wel lukt is belangrijk

Wanneer ben je succesvol? Als je veel geld verdient? Als je een academische titel hebt? Als je blij en tevreden bent, ongeacht van wat je hebt?

Ik heb in mijn leven twee langdurige banen gehad. Ik heb 25 jaar bij Albert Heijn gewerkt in verschillende functies aan de kassa en op kantoor. En ik heb 18 jaar op school gestaan, als docent en leerlingbegeleider. Verder heb ik een paar mooie coachtrajecten mogen doen als NLP coach en heb ik tien cursussen Samenleren mogen geven. Momenteel werk ik als Assessor Engels voor Bisbee waarbij ik online of op locatie, met een collega, examens Engels mondelingen afneem en schrijfexamens beoordeel. Dat, kan ik zeggen, is allemaal gelukt. Ik ben er niet van geld rijk mee geworden, maar het heeft mijn leven wel verrijkt.  

Sinds ik in 2015 ontslag nam op school heb ik nog maar weinig (betaald) gewerkt. Wat ik voornamelijk doe is heel veel lezen, Volkskrant magazine en Tijdsgeest en de weekendbijlagen van Volkskrant en Trouw bijna van voor tot achter. Op LinkedIn krijg ik veel content over kinderen en gezinnen die op allerlei gebied problemen hebben, en daar lees ik bijna alles van en geef, wanneer het relevant is, commentaar. En ik lees veel non-fictie boeken over kinderen en gezinnen met problemen. Dit alles is input voor mijn Prille-ouder blogs.

Het tweede wat ik veel doe is schrijven. Mijn dagboek, brieven, elke week een Prille-ouder blog en mails over het feit dat ik vind dat er een gratis oudercursus moet komen voor alle aanstaande ouders. Ik ga hierover ook met zoveel mogelijk mensen in gesprek. Dat doe ik ook veel…praten. Dit lukt ook allemaal en verrijkt enorm mijn leven.

En er is door de jaren heen ook heel veel niet gelukt.

Ik heb aan de Open Universiteit een blok Psychologie gedaan en niet gehaald. Ik heb een lezing geschreven over ‘Communiceren’ en niet gegeven. Ik heb een lezing bedacht over mijn boeken ‘Roos’ perikelen en Sarah Roos’ en niet gegeven. Ik heb geïnformeerd naar ‘promotiebeurs voor leraren’ toen ik leraar was…maar dat was ‘wishful thinking’. Allemaal niet gelukt. En ik ben begonnen aan een opleiding Healthy Ageing Professional. Met deze opleiding ben ik na 8 maanden gestopt. Niet gelukt dus? Nee, niet gelukt. Hier volgde echter wel iets goeds uit.

Omdat ik tijdens die opleiding, in wetenschappelijke artikelen die ik moest lezen, de cursus OuderTeam vond ben ik me daar enorm voor gaan inzetten. En nu mogen twee GGD medewerkers de cursus starten hier in Groningen. Voor hoe lang, dat hangt natuurlijk van geld af, maar dat we dit hebben bereikt beschouw ik ook een beetje als ‘het is mij gelukt’ omdat ik me er jaren voor heb ingezet. En daar gaat het dus om…wat wel lukt.

Kun je alles leren?

We zijn met een paar broers en zussen bij elkaar en onze jongste broer speelt zachtjes, zomaar uit zijn hoofd,  de intro’s van een paar Beatles liedjes. Even later pakt een andere broer zijn akoestische bas erbij en ik zoek de teksten op om mee te zingen.

Oh, wat zou ik graag echt gitaar kunnen spelen. Een van onze broers heeft mij, al laat in mijn leven, leren spelen en hoewel ik nu zoveel akkoorden ken dat ik daadwerkelijk liedjes kan spelen, speel ik hakkelend en klinkt het in mijn oren nog steeds nergens naar.

Mijn familie is het er toch niet mee eens dat het niet te leren is, zij denken dat het een kwestie moet zijn van meer oefenen . Ik heb ooit drie jaar piano les gehad en een korte tijd basgitaar lessen en toen voor mezelf besloten dat ik blij mag zijn dat ik kan zingen en dat een instrument bespelen voor mij niet is weg gelegd.

Het blijft mij toch bezighouden en opeens denk ik terug aan de tijd dat ik met een aantal collega’s één keer per week sportte onder leiding van een collega docent. Op een dag bedacht hij dat we zouden leren ‘jongleren’ en dat heb ik altijd al graag gewild. Er waren mensen die dat in vrij korte tijd een beetje onder de knie kregen. Bij mij vlogen de balletjes alle kanten op…elke keer, hoe ik mijn best ook deed. Ik zou het nog steeds heel graag willen en zoek op het internet een tutorial op over jongleren. Het ziet er zo verraderlijk simpel uit en ik krijg er weer heel erg zin in.

En ik zie ook dat je niet meteen met drie balletjes moet beginnen maar eerst met twee. Die moet je kruislings opgooien en dan om de beurt vangen.

Straks maar even achter die balletjes aan…misschien ben ik er nu klaar voor. En als dit lukt ga ik ook gitaarles nemen. Stel je voor dat ik het echt kan leren.