AD(H)D en ik, deel 2

Wanneer ik mijn blog ‘AD(H)D en ik’ op LinkedIn zet is het eerste dat ik zie een filmpje over een aflevering van Nadia met als onderwerp…ADHD. ‘Wat toevallig,’ denk ik en begrijp vervolgens dat het natuurlijk het ‘algoritme’ is dat daarvoor heeft gezorgd.

Ik ben getriggerd om de uitzending terug te zien en doe dat een paar dagen later. Nadia heeft vier gasten met AD(H)D en ook in het publiek geven mensen aan ‘het’ te hebben. Verder geven een psychiater en een socioloog een visie op dit ‘fenomeen’.

Het is vrij algemeen bekend dat mensen met AD(H)D zoveel prikkels binnenkrijgen dat het heel moeilijk voor ze is om te focussen. Aan de andere kant kunnen ze een hyper focus hebben wanneer ze echt in een onderwerp geïnteresseerd zijn. Verder zijn ‘chaos’ ‘altijd alles kwijt’ en ‘niet kunnen plannen’ termen die mensen met AD(H)D maar al te goed kennen.

Ik hoor vier mensen met dezelfde verstoring in hun leven en ik hoor vier verschillende verhalen. Dit sterkt mij in het idee dat de omstandigheden waarin iemand leeft vooral bepalen hoe je hiermee om kunt gaan.

Door het grote gezin waarin ik ben opgegroeid heb ik veel rolmodellen en veel steun gehad. Ik wijt het daaraan dat ik in mijn werkende leven in ieder geval twee langdurige banen heb gehad. Ik heb ook een HBO opleiding kunnen doen en dat ik daarvoor veel meer moest werken dan mijn studiegenoten vond en vind ik normaal, aangezien ik aan alles altijd veel tijd kwijt ben. Ik ben vooral dankbaar dat ik (wat veel mensen met AD(H)D niet lijkt te lukken) al 41 jaar dezelfde liefdevolle relatie heb en met mijn man een gezin met kinderen en kleinkinderen heb kunnen stichten.

Dat eerder meer dan minder mensen ‘last’ hebben van AD(H)D vind ik niet gek. De prikkels waar we met elkaar aan worden bloot gesteld nemen toe met de diverse social media die zich nog steeds uitbreiden. Families zijn over het algemeen minder hecht dan toen ik een halve eeuw geleden mijn jeugd beleefde en jongeren vergapen zich aan rolmodellen die ze eerder onrust dan rust bezorgen.

Daarom hoop ik dat ouders, ondanks hun eigen drukke leven, oog en oor blijven houden voor hun kinderen. Zij kunnen, voor hen, de veilige haven en houvast zijn in deze complexe maatschappij. Want of je kinderen nou een ‘stoornis’ hebben of niet…ze hebben je in ieder geval nodig.

Over volhouden en onderscheid

Scheidingen kunnen niet altijd worden voorkomen. Er is voor elke scheiding een reden. Soms is een relatie niet goed en komen er toch kinderen waarna (vaak bij een nieuwe liefde) de relatie alsnog wordt verbroken en de kinderen in een gebroken gezin verder moeten. Als de ouders en stiefouders dan het belang van hun (stief)kinderen voorop zetten, kunnen de kinderen nog steeds in een liefdevolle gezinssituatie verder opgroeien.

Soms (veel te vaak) is er een andere reden voor een ouder om van de andere ouder te scheiden. In geval van mishandeling en/of misbruik van de ouder zelf en/of van de kinderen. In dat geval is scheiden het enige dat de ouder kan doen om haar of zijn kinderen te beschermen. Of de andere ouder dan nog recht heeft om zijn of haar kinderen te zien vind ik een verschrikkelijk moeilijk vraagstuk waar alleen oprecht integere en kundige specialisten zich over zouden moeten buigen.

En soms hebben ouders een verwijdering van elkaar terwijl ze wel van elkaar houden. Dat kan opgelost worden door communicatie, door duidelijk te krijgen waardoor die verwijdering er is, want er is dan nog een weg terug. Voor de kinderen in die relaties is het van cruciaal belang dat die verwijdering wordt aangepakt. Een relatie waarin liefde is voor elkaar en de kinderen verdient het om voortgezet te worden. Als dat nodig is, met hulp.

Uithuisplaatsing van een kind is ook niet altijd te voorkomen. Door alles wat ik erover gelezen heb denk ik soms dat dat veel te snel gebeurt en soms lijkt een kind veel te lang te moeten lijden onder een mishandelende of misbruikende ouder.

Ik begrijp dat kinderen uithuisgeplaatst moeten worden wanneer beide ouders niet in staat zijn voor ze te zorgen. Maar wanneer er één ‘verkeerde’ ouder is en de ander kan daar niet tegen op, moet dan niet die ene ouder uit huis worden geplaatst in plaats van het kind? En kan de andere ouder thuis begeleiding krijgen indien dat nog nodig is?

Ik hou me vast aan de opmerking van een dame die ik las op LinkedIn die van mening is dat ‘we moeten streven naar zo min mogelijk onnodige uithuisplaatsingen en zoveel mogelijk nodige en dat we de wijsheid vinden om het onderscheid te maken’.

AD(H)D en ik

In Margriet nummer 20 lees ik over vrouwen bij wie ADHD op latere leeftijd is ontdekt. Een aantal zinnen, opmerkingen die ik hierin lees heb ik zelf vaak letterlijk gezegd of gedacht.

Zoals deze ‘ik observeerde hoe anderen zich gedroegen en probeerde dat na te doen/ het was alsof ik een memo had gemist hoe je je hoort te gedragen/ ik begon aan de kast…dan werd ik afgeleid door…kwam ik weer iets anders tegen wat ik wilde opruimen/ ik was telkens teleurgesteld in mezelf dat dingen niet lukten/ ik leef heel intens met pieken en dalen’.

Verder lees ik ‘ADHD’ers voelen zich vaak anders en dat klopt; bij iemand met ADHD werken de hersenen anders/ bij mensen met ADHD is afwijzingsgevoeligheid heel groot/ alle prikkels komen binnen/ …heel wijdlopige gesprekken die lang duren/ verzanden in details/ dromerige vrouwen die eerder traag zijn dan druk/ vrouwen met ADHD hebben veel tijd nodig voor taken en raken snel afgeleid’.

Gelukkig staan er ook wat mooie kanten van mensen met ADHD ‘zo zijn mensen met ADHD of ADD ook vaak sensitief, creatief en hebben een hyperfocus die maakt dat zij kunnen doorgaan waar anderen het misschien al lang hebben opgegeven’.

Ik ben nooit officieel gediagnosticeerd met ADHD, heb er wel over gesproken met een psycholoog en een psychiater. Uit het DSM boekje bleek dat veel criteria op mij van toepassing zijn, waarbij de psycholoog nog de term ‘hoogsensitief’ op mij van toepassing vond en daar was ik het mee eens.

Ik heb, met mijn man, een gezin grootgebracht, 40 jaar voor bedrijven en instanties gewerkt en heb daarbij gestudeerd. Persoonlijk denk ik dat iedereen kan lijden aan wat we vaak ‘een stoornis’ noemen. Steeds tegen een beperking aanlopen is lastig maar ‘verstoort’ het minst ( dat zeg ik uit ervaring) wanneer je het kunt accepteren. Na 64 jaar heb ik daar, soms, nog steeds moeite mee en ik heb geluk met mijn familie en mijn gezin, die mij altijd hebben geholpen en gesteund.

Maar ik heb ook goed voor mezelf gezorgd door tijdig, op meerdere momenten in mijn leven, hulp te zoeken en beslissingen te nemen die goed waren voor ons als gezin.

Onlangs reageerde ik op een post op LinkedIn en ik heb daarin gezegd: ‘Je moet het zelf doen,’ en beaamd, ‘maar je hoeft het niet alleen te doen.’

Cursus OuderTeam

In de Nieuwjaarsnacht van 2009 op 2010 schreef ik in mijn dagboek: ‘Ik heb geen hekel aan lesgeven, helemaal niet. En toch. Ik heb het gevoel dat ik toch nog iets anders kan. Iets dat zal bijdragen aan het welzijn van kinderen. En daarbij aan de wereld. Want de kinderen zijn en blijven de toekomst. Verbeter hun wereld en je verbetert de wereld. Hoe kunnen we (echt)scheidingen verminderen. Scheidingen die te voorkomen waren. En zijn. Mensen leren te vechten voor waar ze ooit voor kozen, een relatie en kinderen.’

Sinds wij onze kinderen kregen, en lang daarvoor, is er voor de fysieke kant van het krijgen van een baby alle hulp en aandacht in de persoon van de verloskundige. Om het lichamelijke welzijn van moeder en kind goed te begeleiden is er de eerste jaren na de geboorte van de baby het consultatiebureau. Deze laatste is niet verplicht en soms denken ouders dat ze die bezoeken echt niet nodig hebben omdat ze zelf wel weten wat goed is voor hun kind…en toch zullen ze naar het consultatiebureau gaan,  omdat het ‘gewoon’ is. Verloskundige en consultatiebureau worden volledig betaald uit het basispakket en hiermee wordt veel onheil (lichamelijk) bij moeder en kind voorkomen.

Behalve lichamelijk welzijn is er ook geestelijk of mentaal welzijn van aanstaande en prille ouders en dit heeft alles te maken met de relatie van de ouders van de baby. Het heeft te maken met de impact die de geboorte van een baby heeft op de relatie van de ouders. Veel (echt)scheidingen die voorkomen hadden kunnen worden heeft met deze impact, met dit mentale welzijn te maken. Daarom is dit mijns inziens de ‘missing link’ in dit basispakket. Daar hoort, volgens mij, een goede oudercursus in.

Sinds ik in 2000 docent werd op een MBO, werd ik dagelijks geconfronteerd met problemen van kinderen uit ‘gebroken gezinnen’. Het viel mij op hoeveel kinderen geen contact (meer) hadden met hun biologische vader. Sindsdien heb ik hierover nagedacht, met de bewustwording op die Nieuwjaarsnacht van 2010. Ik sprak hierover met wie er maar naar mij wilde luisteren en zocht daarbij contact met mensen van de gemeente, de GGD en de politiek. Ik zag alleen maar knikkende hoofden en begreep al snel dat de enige belemmering bij deze mensen was…geld.

Ik ontwikkelde en ontwierp samen met mijn dochter een Prille-ouder Boekje en bedacht daar een workshop bij. Ik begon aan een opleiding Master Healthy Ageing om de validiteit van workshop en boekje te onderzoeken en stuitte daarbij op de wetenschappelijk onderzochte en ontwikkelde oudercursus OuderTeam. Toen wist ik…het is er al. En wat er al is hoefde ik niet verder te onderzoeken.

Ik ontdekte dat de cursus in een klein (wel uitbreidend) gebied wordt gegeven en soms wordt vergoed door een gemeente…maar hoe consistent dit is, dat weet ik niet.

Ik sprak in 2017 voor het eerst met de gemeente Groningen en GGD over mijn eigen Prille-ouder Workshop en nadat ik de cursus OuderTeam had ontdekt in 2019 met een Lid van de Tweede Kamer over die cursus. In juni 2021 deed ik, samen met een medewerker van de GGD de trainerscursus OuderTeam (we haalden beiden het certificaat) en met de steun van haar leidinggevende hadden wij eind januari 2022 weer contact met de medewerker van de gemeente.

Het heeft lang geduurd, maar 11 mei jl. kreeg ik bericht dat de gemeente Groningen heeft besloten, dit najaar, een eerste OuderTeam cursus te starten.  Twee medewerkers van de GGD gaan deze cursus geven en aangezien ik beide dames ken, weet ik dat deze cursus bij hen in uitstekende handen is.

En ik? Ik ben blij en ook wel een beetje trots dat dit gaat gebeuren. Sinds 2010 is er al veel veranderd. De eerste 1000 dagen van een kind. Kansrijke start. Dit zijn twee initiatieven die veel groter zijn dan ik ooit voor elkaar zou kunnen krijgen en die mede mogelijk maken dat deze belangrijke cursus in de komende tijd hier in Groningen mag worden gegeven.

Wie weet wordt deze ‘missing link’ ooit erkend als het belangrijke, nu nog ontbrekende, vaste onderdeel dat nodig is bij ‘de geboorte van het gezin’. Het zou op mentaal vlak veel onheil voorkomen. Bij ouders en hun kinderen.

Wat doe je dan?

Wanneer ik haar een appje stuur, zie ik dat ze al bijna een week niet op haar telefoon heeft gekeken. Ik vermoed dat er iets mee is gebeurd en dat blijkt ook zo te zijn. Omdat ik toch in de buurt ben bel ik bij haar aan en kan haar daardoor even spreken en tegelijk genieten van haar net, heel mooi, nieuw ingerichte tuin.

We spreken over haar werk waarmee zij is gestopt en mijn werk, dat ik met veel plezier doe. ‘Het is niet veel werk, niet constant,’ vertel ik haar, ‘in maart had ik alleen een cursus van twee uur, waarvan ik één uur betaald kreeg, en zes examens na te kijken waarvan de deadline in de nieuwe maand lag. Maar in april had ik wel drie diensten en werd ik ook nog voor één wakker gebeld, omdat er iemand was uitgevallen.’

‘En wat doe je dan?’ vraagt ze, ‘wat doe je als je niet werkt?’

Het eerlijke antwoord zou waarschijnlijk zijn: veel lanterfanten. Maar dat zeg ik niet, omdat me dat niet direct invalt. ‘Schrijven en lezen,’ zeg ik, ‘ik schrijf en lees heel graag en ook heel veel. En ik praat veel met mensen, ik bezoek regelmatig mensen.’

De dag voor dit gesprek bezocht ik mijn oudste zus. Zij is één van de mensen die ik regelmatig bezoek. Ik sprak met haar ook over wat ik doe en dat is vooral omdat zij denkt dat ik ‘altijd’ weg (van huis) ben en ‘zoveel dingen doe’.

Ik zeg dan altijd dat dat wel meevalt. En misschien heeft het wel te maken met wat een kennisje, die bij mij op bezoek was, zich liet ontvallen. Als zij zich druk voelt dan doet ze bewust dingen langzaam, waarop ik oprecht reageerde met: ‘Ik doe altijd alles langzaam, omdat ik het niet sneller kan.’ Het leek een soort eyeopener voor ons allebei.

Ik lees inderdaad veel, zaterdagkranten met bijbehorende magazines, boeken, altijd meerdere ‘tegelijk’. En ik schrijf een dagboek, brieven, gedichten en blogs. Schrijven doe ik best wel snel, maar het ‘kost’ toch altijd tijd.

En mijn huishouden…dat doe ik zoals wij het goed vinden en wanneer het moet. Dit ‘alles’ doe ik dus wanneer ik niet werk. En…een beetje lanterfanten.

Dankbaar…elke dag

‘Maar dan waren wij er ook niet, oma.’

‘Tel je zegeningen’. Zo’n uitspraak die door veel mensen heel gemakkelijk wordt gedaan. En ik ben iemand die dat niet vaak zegt, maar wel elke dag doet. Ik ben elke dag dankbaar dat ik gezond ben, kan en mag doen wat ik doe en geniet van kleine dingen die op mijn pad komen.

Het is zelfs zo sterk dat ik me wel eens heb afgevraagd of ik misschien bij geboorte al een ‘bijna dood ervaring’ kan hebben gehad. Niet dat ik dat ooit echt heb gedacht, maar ik vind het zelf wel opmerkelijk, de dankbaarheid die ik elke dag voel.

Onlangs bedacht ik me waar het misschien wel vandaan kan komen.

Toen mijn ouders jong waren, echt jong, zijn ze vrij kort achter elkaar ernstig ziek geweest. Van mijn vader weet ik niet precies wanneer het was, maar mijn moeder was 26 en moeder van vier heel jonge kinderen toen ze op een dag haar kleine jongen van zes bij zich riep. Ze lag in bed en tot zijn grote schrik begon er schuim uit haar mond te komen toen ze tegen hem wilde praten. Ze bleek hersenvliesontsteking te hebben en kwam na een paar dagen blind uit een coma. Gelukkig was dit van korte duur. De eerste die ze daarna zag was haar schoonmoeder, zich afvragend wat die (op afstand wonend), bij hun deed.

Ze heeft mij ooit, over die tijd, verteld dat ze zich in een donkere tunnel had bevonden en naar een licht toe werd getrokken. Terwijl ze door die tunnel ging hoorde ze dat ze terug moest gaan en ik kan me niet herinneren dat ze heeft verteld hoe ze zich daaronder voelde.

Mijn vader kreeg zwartwaterkoorts, een ziekte waar meerdere mannen in hun omgeving aan leden en ook aan overleden. Maar mijn moeder kenden een Chinese mevrouw. Die gaf haar een kruid, en dat kruid redde zijn leven.

Ik sprak hier met mijn kleinzoons over. Ik ben mijn ouders’ negende kind en zou er dus zeker niet zijn geweest wanneer één van hen toen aan een ziekte was overleden. ‘Dan was mamma er dus ook niet geweest,’ zei ik. En het duurde niet lang voordat mijn kleinzoon concludeerde dat dat dus ook voor hen gold.

Ik heb lang getwijfeld aan het verhaal van de tunnel, dacht dat ik dat misschien zelf wel had bedacht…tot een zus mij vertelde dat onze moeder het haar ook had verteld. En zo verklaar ik nu voor mezelf waarom ik elke zo dag dankbaar kan zijn, met alles wat ik heb.

Internationale dag van het kind

‘Voor mama, een boekje over ons’ kreeg ik van mijn oudste op Moederdag. Ze had het gedeeltelijk ingevuld en ze zal de rest op een later moment aanvullen. Een mooi antwoord uit dit boekje (als zij iemand zou moeten uitleggen wie ik ben), vind ik: ‘Dat is mijn moeder. Ook als je haar nog nooit hebt gezien dan herken je haar onmiddellijk.’

Van mijn jongste dochter kreeg ik, naast een cadeautje dat ik haar had gevraagd, een pakje zelf gemaakt (samen met haar jongste zoon) briefpapier. Op het oorspronkelijke vel met een mooie, rode rand en een groot rood hart, had zij haar Moederdagbrief voor mij geschreven.

Sommige mensen hebben een hekel aan dagen als vader- of moederdag. Ik niet. Misschien komt het omdat wij geluk hebben (met hopelijk een heleboel andere vaders en moeders) met de relatie die we hebben met onze kinderen. Maar ik koester het ook als een wezenlijk onderdeel van ons leven waar zowel wij als onze kinderen een aandeel in hebben (gehad).

Wij vierden vroeger thuis ook vader- en moederdag. En misschien is dat wel (omdat wij dat goed en prettig vonden)  waarom wij het nu ook doen. Wij vieren het soms met één kind (al dan niet met gezin) of met beide kinderen. En er zijn ook dagen geweest dat ze er allebei niet waren, en dat is dan ook goed. Er wordt altijd op een moment aandacht aan besteed en dat vind ik wel fijn.

Gisteren was de internationale dag van het kind en op ‘beleven.org’ lees ik dat ouders ‘op deze dag hun kinderen cadeaus geven en ze meenemen op excursies, naar pretparken, dierentuinen of musea’. Wordt dit in Nederland gevierd (zoals op die site wordt genoemd) vraag ik mij af?

Wij vieren pakjesavond rond 5 december of met kerst en verder krijgen de kinderen, schoon- en kleinkinderen cadeautjes wanneer ze jarig zijn en soms voor een andere gelegenheid. Toen ze jong waren zijn we met ze naar pretparken en dierentuinen geweest en een heel enkele keer naar een museum, wanneer daar voor hun echt iets moois te zien was.

Voor mij is elke dag kinderdag in de zin dat ze altijd bij mij zijn, in mijn hoofd en in mijn hart. En als we fysiek bij elkaar zijn koesteren we nog steeds de aandacht die we dan ook, daadwerkelijk, voor elkaar hebben.

Hoe…dat weet ik niet

Het is niet dat ik perse slordig ben, of eigenlijk, ja, ook wel. Maar ik denk dat ik eerder ongeduldig ben, of onhandig. En ik denk dat dat ook allebei klopt. Ik ben tot drie keer toe een lens verloren en heb hem weer terug gevonden. De laatste keer lag hij op zijn kant (en een lens is echt heel dun) in de afvoer van de wastafel. Hij is daar ooit doorheen gevallen waardoor we de zwanenhals moesten openmaken en daar lag hij toen gelukkig in. Maar nu lag hij dus nog in de afvoer, niet met het water weg gespoeld. Gelukkig.

De eerste keer was ik hem twee dagen kwijt. We hadden minutieus de wastafel en omgeving afgezocht en hem niet gevonden. Ik had al een nieuwe lens besteld, toen ik hem opeens gewoon zag liggen, naast de kraan, waar hij eerder echt niet lag.

De tweede keer, vlak na de eerste keer, was ik echt zuur. Het geld dat ik voor zo’n lens kwijt ben vind ik niet leuk, maar de tijd dat ik een bril moet dragen voordat ik een nieuwe kan nemen, vind ik echt vervelend. Ik kon het dan ook niet geloven toen mijn man, die mij uitgebreid had helpen zoeken (weer), belde dat hij mijn lens had. Hij had met zijn handen in zijn zakken opeens iets kleins gevoeld en dat was mijn lens.

Ik heb vaker gelezen dat we wel eens wat hulp krijgen van ‘boven’ en daar geloof ik ook in. Een van mijn broers kreeg na een werkloze tijd opeens een baan aangeboden en zei oprecht te geloven dat één van onze overleden broers daar vast de hand in had gehad. Ik geloof dat ook. Ik denk helemaal niet vaak aan deze gebeurtenissen. Het is meer dat ik op zo’n moment even denk: ‘Goh, wat een geluk.’ Omdat ik me er dan wel druk om heb gemaakt.

Van de week dacht ik er wel aan. Ik was in Schotland geweest voor een bijeenkomst met mijn New Seekers-vrienden. Ik had van een Australische vriend, die nu in Engeland woont, een klein Koalabeertje gekregen aan een sleutelhanger. Ik had hem aan mijn mini-schoudertasje gehangen, heel leuk. In de rij voor de douane merkte ik opeens dat hij niet meer aan het ringetje hing. Ergens had ik hem dus verloren. Ik vond het echt jammer.

‘Net iets voor mij,’ dacht ik. Ik zag dat het kettinkje, waar hij aan had gehangen, niet helemaal sloot. In de trein naar huis, vele uren later, voelde ik in de zak van mijn jas. Natuurlijk dacht ik niet echt dat hij daarin zou zitten…maar dat zat hij dus wel.

Dat een klein sleutelhangertje van mijn tasje (die ik de hele tijd alle kanten op slinger) precies in mijn jaszak valt, dat kan natuurlijk. De kans is klein. Net zo klein als de kans dat mijn man een lens, die ik in de badkamer verlies, in zijn broekzak vindt. Maar ik weet dat het kan. En, nee, die eerste lens heeft hij niet op de wastafel neer gelegd. Dus ik weet niet hoe het kan. Maar dat wij soms een beetje hulp krijgen van ‘bovenaf’, daar geloof ik graag in.

Over Jeugdzorg

Ik lees in de Volkskrant van 18 maart 2023 een artikel over Jeugdzorg (door Charlotte Huisman). In grote gekleurde letters staat er (de kop): En nu gaat het beter worden *(maar niet heus). Ertussen staat in kleinere letter: Sharon Stellaard trekt in haar proefschrift een ontluisterende conclusie over de jeugdzorg. De knelpunten zijn al vijftig jaar dezelfde. En ze zijn al die tijd niet opgelost.

Alsof de kinderen dit zelf doen, luidt de tussenkop:

Al vijftig jaar sluiten vraag en aanbod in de jeugdzorg niet goed op elkaar aan en doen te veel kinderen een beroep op hulpverlening.

Volgens mij is de volgende tussenkop een understatement en/of een verkeerd statement:

De oorzaak van vermeend probleemgedrag van een kind wordt alleen in het individu gezocht en niet in de norm, die wellicht te strak is gesteld. Mijn vraag is hierbij ‘Heeft het probleemgedrag van het kind misschien ook te maken met zijn omgeving en niet alleen met hem- of haarzelf?’

De laatste vraag (en het antwoord) in dit artikel:

Wat moet er volgens u gebeuren?

‘Ik hoop dat mensen die aan de knoppen zitten zichzelf fundamentele vragen durven te stellen. Wat ik een mooie vraag zou vinden: hoe kan het dat er zoveel energie gaat naar de hervormingen, terwijl het niet beter wordt voor de kinderen om wie het draait? Kunnen we niet beter terug naar de basis? Ik hoop dat mensen dit ervaren als een uitnodiging om mee te denken en niet als een aanval, of een klaagzang.’

Ik kan bijna niet geloven dat die laatste zin er echt staat. Dit wordt gezegd door een persoon die op 8 maart promoveerde aan de afdeling bestuurswetenschap van de faculteit Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit op het proefschrift met de naam ‘Boemerangbeleid – Over de aanhoudende tragiek in passend onderwijs en jeugdzorgbeleid’.

Zou de politiek, degenen die daadwerkelijk over die knoppen gaan, niet onmiddellijk moeten zeggen: ‘Ja, we gaan nu terug naar de basis en we gaan het helemaal anders doen (er zijn genoeg mensen die daar de juiste ideeën voor hebben, volwassenen die die niet-functionerende jeugdzorg aan den lijve hebben ondervonden, bijvoorbeeld).’

Wanneer iets 50 jaar niet heeft gewerkt en je gaat het niet helemaal anders doen, dan is de kans groot dat er over 50 jaar, over Jeugdzorg een kop in de krant staat die luidt: En nu gaat het beter worden *(maar niet heus).

Hij is mijn thuis

‘Nu ben je een uur eerder thuis,’ zei hij. Hij was onverwachts gekomen terwijl ik op de kleinkinderen paste en ik, zoals gewoonlijk, met de trein naar huis zou gaan. Ik zei: ‘Ik ben al thuis, want ik ben bij jou.’

Het is al een paar jaar geleden, en ik weet niet meer of we er verder over gesproken hebben, maar ik weet nog precies het gevoel dat ik had toen we elkaar aankeken en ik dat naar hem uitsprak. Want ik wist dat het waar was. Waar ik ook ben, bij hem ben ik thuis.

We hebben nooit ruzie en ik weet dat dat sommige mensen als onmogelijk voorkomt. Maar het heeft ermee te maken dat we geen ruzie willen maken. En het betekent ook niet dat het tussen ons nooit ongemakkelijk is, want dat is het soms wel.

We hebben moeten leren communiceren, omdat we jong waren, omdat we elkaar nog betrekkelijk kort kenden toen we ons huishouden opstartten, omdat een relatie niet begeleid wordt, bij het krijgen van een kindje en omdat we nog niet wisten hoe kwetsbaar onze relatie zou zijn.

Ik leed bovendien aan verlatingsangst en dat maakte het voor ons wel heel moeilijk. Ik ben daarvoor al jong in therapie geweest en ontdekte bovendien de zelfhulpboeken die mij een heel eind op weg hebben geholpen. En toch kan het altijd weer opkomen. De geruststelling die ik nodig heb om mij goed te voelen. De grenzen die ik steeds weer opzoek om zeker te weten dat ik echt niet bang hoef te zijn om verlaten te worden.

En die zekerheid vind ik altijd bij hem.

Hoe onmogelijk ik me soms ook gedraag, hoe kwetsend ik me soms ook kan uitlaten (en altijd en alleen over hem en tegen hem), hij is er altijd voor mij, in voor- en in tegenspoed. Hij is anders dan ik, en dat moet ik leren accepteren. Hij kan dat wel…mij accepteren zoals ik ben.

Toen ik Michelle Obama over haar man Barack hoorde zeggen: ‘He’s my home,’ wist ik: ‘Ja, dat is het, ik ben bij hem niet alleen thuis…hij IS mijn thuis,’.