Fan-girl gen

Met mijn dochter heb ik een mooi gesprek over de liefde. ‘Wat jij met pappa hebt is niet heel gewoon, mam,’ zegt ze. Ze noemt, wat ik volgens haar heb, ‘het fan-girl gen’. ‘Want hij is wel een soort van idool voor jou toch?’

We hebben al vaker gesproken over mijn fan zijn van The New Seekers, een popgroep uit de jaren 70 van de vorige eeuw waarvan ik tot op heden de Facebook pagina’s volg. Twee leden van de band waren voor mij absolute idolen. En nu maakt zij die vergelijking.

Wanneer ik een lied hoor van The Bee Gees (ook een jaren 70 band) met de titel You don’t know what it’s like (to love somebody the way I love you), moet ik er opeens weer aan denken. Ik vond het altijd een beetje sneu of triest voor degene die in dit lied werd toegezongen. Alsof zij in gebreke bleef door dit niet te weten, maar misschien had degene die het zong wel dat gen. In zijn geval het fan-boy gen…en zij niet.

Er zijn in de liefde voor mij onbegrijpelijke stellingen. Ik heb meerdere keren gelezen en gehoord dat monogamie onnatuurlijk zou zijn. Dat je nooit bij één persoon alles kunt krijgen want je nodig hebt, dat begrijp ik wel. Daarvoor heb ik familie, vrienden en kennissen om die behoeftes te vervullen. Maar het is voor mij volkomen natuurlijk dat ik monogaam ben. Dat er maar één persoon is waarmee ik de romantische en fysieke liefde wil beleven. Maar misschien heeft een niet monogaam persoon wel een gen dat ik niet heb. Ik denk dat dat kan.

Voor mij verklaart het hebben van een fan-girl gen ook de liefde die ik heb voor mijn (klein)kinderen en mijn familie. Ik kan, tot frustratie van sommigen, opscheppen over mijn kinderen. Over hoe trots ik op ze ben. Maar ik heb ook de beste familie die een mens kan hebben. Ik wil graag dat het goed met ze gaat, dat ze zich goed voelen. En ik weet dat ik er veel voor over heb om daar zoveel als ik kan aan bij te dragen.

Ik denk dat ik het gen erfde van mijn vader. Hij was verknocht aan mijn moeder en zat het liefst altijd zo dicht mogelijk bij haar…en zij vond het goed.

Het kerngezin

Ik krijg een artikel toegestuurd over het boek ‘De mythe van het gezin’ van historica Lotte Houwink ten Cate met als kop ‘Laat het kerngezin los’. In dit boek legt ze uit dat het kerngezin een recente, artificiële en bovendien vaak kwalijke constructie is.

Ik lees in het artikel dat mevrouw Houwink ten Cate en haar vriend uit elkaar gingen, terwijl zij zwanger was, na een relatie van 7 jaar. Sinds de geboorte van haar zoon voedt zij hem alleen op en zij merkte dat het haar heel goed beviel om dat grotendeels alleen te doen.

Het alleen grootbrengen van een kind heeft een voordeel voor de alleen opvoedende ouder. Ze hoeft nooit met de andere ouder ‘in de clinch’ over wat wel of niet goed is voor het kind. Zij beslist alles zelf. Zij bepaalt wat goed is voor haar kind en voor wie is dat echt goed, voor haar…of voor het kind?

Mevrouw Houwink ten Cate heeft zelf geen kerngezin (zoals zij het benoemt) en weet dus  niet hoe dat voor haar en haar kind zou zijn geweest. Wanneer ze een kerngezin had waarin liefdevol werd gecommuniceerd en samengeleefd dan had ze er misschien anders over gedacht.

Ruim een op de drie huwelijken strandt, daarmee begint het artikel en dat betekent dat bijna twee op de drie huwelijken stand houdt. Er zijn dus nog veel wel functionerende gezinnen. En ik ben ervan overtuigd dat, wanneer eindelijk de gratis oudercursussen er zijn voor alle aanstaande ouders, er nog veel meer goed en prettig functionerende gezinnen zullen komen.

Er zijn al heel lang en heel veel gezinnen die anders zijn samengesteld dan het traditionele kerngezin. Toen onze kinderen drie en een baby waren, 37 jaar geleden, woonde er in onze straat al een BOM moeder.

Tegenwoordig kan een kind alleen een moeder hebben, twee vaders, twee moeders, een vader die eerst moeder was en een moeder die eerst vader was, twee vaders en een moeder of twee moeders en een vader en dat is prima wanneer al deze ouders goed zijn voor hun kinderen. Dit zijn voor mij allemaal voorbeelden van een kerngezin. Dit is al lang niet meer nieuw.

Ik vind dat er in het artikel veel over één kam geschoren wordt. ‘Ze verwachtten dat ik zou zeggen’, ‘het liefst hebben ze dat’, ‘dan voelen mensen zich persoonlijk aangevallen’.

Waar ik het helemaal mee eens ben staat in de staart van het lange stuk namelijk dat in meer-oudergezinnen alle ouders dezelfde rechten zouden moeten hebben, of je nu wel of niet de biologische ouder bent van het kind.

Laten we het kerngezin niet loslaten maar alle varianten omarmen. En als je met meer gezinnen in een huis wilt wonen, is dat gewoon te regelen. Als je het echt wilt.

Om voor altijd te koesteren

Ik heb een roze boekje waar voorop staat ‘Voor mama’. Op het titelblad staat als ondertitel ‘een boekje over ons’ met daaronder een roze hartje met een impressie van een vogeltje.

Ik kreeg het vorig jaar voor Moederdag, van onze oudste dochter, toen gedeeltelijk en nu helemaal ingevuld. 

Bij ‘de gezelligste momenten van de dag’ schreef ze: Het avondeten omdat we dat eigenlijk altijd met z’n allen deden. Ik krijg nog altijd vroeg trek omdat wij, vanwege papa, vaak vroeg moesten eten. 

Dit zijn mooie herinneringen aan mijn kindertijd: De schommel in de tuin aan de Fok, Disneyland, zwemvierdaagse, Schier met opa en oma bij ‘Op ‘t Heuveltje’, ponykamp.

Favoriete vakantieherinneringen: Kleine hagedisjes op de witte muren van een toiletgebouw in Frankrijk, onderweg een aantal cadeautjes bij een lange reis, Sesamstraat cassettes in de auto.

Dit is het type moeder dat je voor me was: Met name altijd op de achtergrond praktisch aanwezig. Het was nooit te veel moeite als we iets vroegen.

Een van de liefste dingen die je voor mij hebt gedaan is: Vrij nemen om op mijn kinderen te passen zodat ik kan werken en op mijn kinderen passen zodat ik op vakantie kan.

Ik vind je op je best wanneer je: In een klein groepje bent met mensen die je goed kent. Dat kunnen wij zijn, of je familie. Of bijvoorbeeld Henk en Gerda of Fred en Marijke. En dan met name bij een vrijdagavond diner in je eigen huis.

Deze eigenschappen heb ik van jou: Aanhoudendheid, langdurig als ik denk dat dat beter is voor de wereld, denken in oplossingen, relatiegericht, nee is zelden het antwoord, hulpvaardig.

Ik was blij dat jij er was toen: Ik hou niet van dingen alleen doen. Dus ik doe ze liever met jou. Ik ben altijd blij als ik vraag: ‘Wil je mee naar…,’en jij kunt en wilt ook nog.

Hier zijn we het altijd over eens: Kinderen doen niet wat je zegt, kinderen doen wat je doet.

En wat ik zelf de mooiste vind:  Als ik iemand moest uitleggen wie je bent, dan zeg ik: ‘Dat is mijn moeder. Ook als je haar nog nooit hebt gezien, dan herken je haar onmiddellijk.’

Dank dochter, voor dit boekje dat ik voor altijd zal koesteren. 

Wie schrijft, die blijft

In een doos vind ik een klein rijtje met schriftjes waarvan de eerste een echt dagboekje is. Ik kreeg het in het jaar dat ik 13 was geworden van het enige echte vriendinnetje dat ik in mijn jeugd ooit had. Ik had haar hetzelfde boekje cadeau gedaan en het was het begin van mijn schrijversdrang dat ik sindsdien op vele manieren heb bevredigd.

Ik lees over mijn aanhoudende verliefdheid op de jongen met wie ik alle vier mavojaren in dezelfde klas zat. Hij één van de populaire jongens van de klas, ik een verlegen meisje die het meest hield van de lessen omdat dan voor mij duidelijk was wat er van mij werd verwacht.

Ik lees over de popgroep waar ik een groot fan van was, plakboeken vol foto’s en artikelen van spaarde. Ik lees over een televisiefragment dat ik had gemist en beschreef zoals ik dat van een andere fan had gehoord. En…oh wonder…decennia later kon ik op YouTube zien hoe precies ze het aan mij had beschreven.

Ik lees over situaties in de klas en op school waarvan ik sommige nog uit mijn geheugen kan oproepen, omdat ze destijds zo’n indruk op mij hebben gemaakt. Een optreden met jongens uit een hogere klas waarbij mijn vriendinnetje en ik mochten zingen. Ik was heel verlegen maar zingen met een band deed ik gewoon omdat ik dat heel graag wilde.

En verder schreef ik over heel veel jongens die ik, vaak maar zijdelings, kende. Ik schrijf ergens iets over ‘mijn exen’ en moet daar heel hard om lachen…want die had ik helemaal niet. Maar ze bestonden in mijn puberhoofd.

Ik verbaas me erover hoe ik over mijn ouders schreef. Heel streng. Ik kon hun kind niet zijn want anders zouden ze niet ‘zo wreed’ tegen mij zijn. Mijn lieve ouders van wie ik bijna alles mocht. Die onvoorwaardelijk van mij  hielden, dat weet ik zeker. Maar ik had waarschijnlijk een kritisch woordje gehad waar ik blijkbaar niet tegen kon.

Ik ben even weer 13, 14, 15 en ik ben blij met deze schriftjes waaruit ik een stukje van wie ik was als kind, als puber kan terug halen. Mijn eerste serieuze relatie met een jongen van wie ik wist dat hij niet ‘vrij’ was toen ik de eerste keer met hem uitging. Ik was 16 en hij 18. Mijn ‘grote liefde’ dacht ik toen, terwijl ik bijna geen gedachte meer aan hem heb gewijd sinds ik volwassen werd.

In een minder gelukkige periode schreef ik niet. Ik had er blijkbaar geen ruimte voor en sinds ik mijn man leerde kennen en wij trouwden en kinderen kregen schreef ik weer, meestal meerdere keren per week. Ik heb gelukkige en verdrietige situaties beschreven, herinneringen die, dankzij dat ik ze ooit opschreef, altijd bij mij zullen blijven.

Het is echt niet goed

Het is al meer dan tien jaar geleden dat ik stopte met werken op school. Het was nog vrij nieuw dat (bijna) alle leerlingen een telefoon hadden. Het irritante: ‘Wil je je telefoon in de tas stoppen? En dat geldt ook voor jou en ook voor jou,’. ‘Denk je dat jij je telefoon niet hoeft op te bergen als ik het tegen hem, hem en haar zeg?’ begon toen ongeveer. Ik vond het irritant dat steeds meer te moeten zeggen. De leerlingen ongetwijfeld om het te moeten aanhoren.

Steeds vaker kreeg ik leerlingen in de les die eruit zagen alsof ze die nacht niet hadden geslapen. En vaak was dat ook zo. Als we erover in gesprek kwamen bleek soms de telefoon ‘de boosdoener’. Ze konden er niet toe komen deze weg te leggen wanneer het tijd was om te gaan slapen. En door meldingen op de verschillende apps bleven, of werden ze wakker om toch even te kijken wat er aan de hand was.

Ik ben al vroeg gestopt met les geven mede door die ontwikkeling. Ik kon onder die omstandigheden mijn werk niet doen en ik vond het toen al verschrikkelijk om te zien dat zoiets als een telefoon iemands leven kon beheersen.

Tegenwoordig zie ik kleine kinderen die zoet worden gehouden met de telefoon van mamma omdat die anders niet kan doen wat ze op dat moment moet of wil doen. Dat is prima, mits het gebeurt wanneer het echt niet anders kan. Maar ik weet dat er kleine kinderen zijn die langdurig per dag zo worden ‘zoet gehouden’. En dat is echt niet prima.

Vroeger speelden kinderen veel buiten in hun vrije tijd en meestal samen. Ik begrijp dat gamen, samen met je vrienden, een soortgelijk gebeuren is en dan vertaald naar deze ‘nieuwe’ tijd. Maar ik denk dat het ook en/en kan zijn. Gamen waarbij je langere tijd kijkt op een groot scherm vind ik nog anders dan uren turen op het kleine beeldscherm van je telefoon. Dat kan niet goed voor je zijn.

Niks moet, maar bewegen en genoeg slapen is belangrijk voor onze gezondheid. En ik begrijp heel goed dat pubers en adolescenten privacy nodig hebben, maar het is prettig wanneer ze daarnaast deel uit blijven maken van het gezinsleven.

Ik ben blij dat wij vroeger ‘Baantjer’ hadden en ‘Friends’ en dat we dat gewoon één keer in de week met elkaar konden kijken. Nu kunnen we alles zien op tijden die ons allemaal uitkomt. Laten we dat dan geregeld samen doen, dat is echt veel beter dan dat we ieder voor zich op ons eigen kleine schermpje turen.

En…ouderen…ouders…ook in deze zijn wij het die daarbij het goede voorbeeld ‘moeten’ geven.

Hoe bijzonder is het?

We kijken samen naar een herinnering die Facebook mij stuurt. Ik had een blog geschreven over mijn burgerinitiatief (wat niet lukte) om voor alle aanstaande ouders een gratis oudercursus in het basispakket te krijgen. Daarboven had ik bij wijze van grote uitzondering een foto geplaatst van ons opgroeiende gezin. De meisjes 14 en 17. De foto was gemaakt voor een blad en we waren allemaal professioneel gekapt en opgemaakt, ik door de destijds bekende t.v. kapper Mari van de Ven.

Twee keer hebben we als gezin in een blad gestaan (Margriet en Lijfstijl) en de eerste keer mijn man en ik samen in de Libelle. Al na die eerste keer waren er mensen die zeiden: ‘Dat hij dat doet,’ met vertwijfeling in hun stem. Dat was wat mijn dochter ook zei maar dan op een andere manier: ‘Pappa deed dat voor ons, hè mam,’ en ik antwoordde: ‘ja, dat deed hij zeker voor ons,’.

‘En jullie reis naar Australië,’ vervolgt ze, ‘dat was toch ook bijzonder. Dat pappa met jou naar de andere kant van de wereld vloog om daar een graf te bezoeken. Niet eens een concert of zo, maar een graf. Ik denk niet dat veel mannen dat voor hun vrouw zouden doen,’.

Ja, dat was bijzonder. Dat ik het graf kon bezoeken van de veel te jong overleden zanger/gitarist waar ik mijn eigen hele leven een fan van zal blijven en die voor altijd een plekje heeft in mijn hart. Dat ik zijn zus en persoonlijke vrienden kon ontmoeten en daar tijd mee kon doorbrengen was omdat hij daar ruimte voor maakte in onze reis, terwijl hij met de zanger/gitarist helemaal geen binding had gehad.

‘Ik vind dat misschien wel de ultieme uiting van zijn enorme liefde voor jou mam,’.  Ik ben er even stil van. Onze dochters zijn degenen die echt met ons hebben samengeleefd. Die van jongs af aan mijn worsteling in onze relatie hebben meegemaakt. Een worsteling die met ons beiden te maken had maar ook door anderen en omstandigheden  werden beïnvloed.

Zijn liefde voor mij horen uitspreken door een dochter, is misschien wel het meest bijzondere dat ik ooit zal meemaken.

Opeens begrijp ik de woorden van meneer Philips. Dat je ‘in een duurzame liefdesrelatie als mens tot volledige ontplooiing kunt komen’. (Tien geboden in Trouw van 13 april 2024). Dat is bij ons gebeurd. En niet alleen als mens maar ook…als gezin.

Ieder moet zijn eigen fouten maken

Toen wij, lang geleden, prille ouders waren hadden wij, net als de meeste prille ouders, het beste met onze kinderen voor. We gaven hen liefde, zorg en probeerden ze goed voor te leven. We deden dit alles in de hoop en het geloof dat wij daarmee goede mensen met een gelukkig leven in de maatschappij zouden zetten.

Pas veel later kwam ik erachter dat dit helemaal niet zo gemakkelijk was als ik mij in mijn jeugdige naïviteit had voorgesteld. Onze omstandigheden waren in die tijd niet ‘ideaal’. Dit gezegd hebbende realiseer ik me dat het moeilijk bedenken en omschrijven is wat ‘ideaal’ precies inhoudt. Een gezond kind krijgen is ideaal maar verder is die tijd zo complex dat het waarschijnlijk voor niemand haalbaar is die omstandigheden verder als ideaal te bestempelen.

De grote fout die ik destijds maakte was, in mijn beleving, onmogelijk te vermijden. Ik was een redelijk jonge moeder. Laatbloeier als ik was moest ik nog helemaal de wereld en zeker mijn relatie daarin tot anderen ontdekken en ontwikkelen. Dat ging niet zonder slag of stoot. Of misschien zelfs wel met veel slagen en stoten. Ik keek huizenhoog tegen mensen op en al wist ik soms zelf beter dan wat zij beweerden, ik was niet in staat op de juiste manier, naar mijn idee zou dat assertief zijn, te reageren wanneer er over mijn grens werd gegaan. Nog heel lang reageerde ik bijna agressief wanneer ik dat wel deed en veel te vaak moest ik het over mij heen laten komen.

De invloed die dit gegeven destijds op mijn jonge kinderen had kon ik niet bevroeden. Wat ik ook niet kon weten was dat mijn manier van opvoeden, heel brede kaders met grenzen die niet overschreden mochten worden, niet voor mijn beide kinderen werkte. Ik was op die manier van opvoeden zelf heel trots.

Waar het vandaan kwam?

Ik was mijn ouders negende kind. Ik wilde niet veel maar had bijna alles gemogen wat ik zou hebben gevraagd. Dan heb ik het niet over hebben maar over doen. Ik was in mijn beleving op mijn zestiende, gestopt met school en fulltime werkend, volwassen en verantwoordelijk voor mezelf. Ik vertelde altijd dat ik mijn kinderen heb opgevoed tot hun zestiende en ze toen als volwassen en zelfverantwoordelijk beschouwde. Pas heel veel later begreep ik van mijn kinderen dat de één dat veel beter had aangekund dan de ander. Zij had dat ook niet zo gewild, zij had wat meer grenzen willen hebben.

Voor zover ik weet heb ik met onze beide kinderen, nu al lang zelf ouders van kinderen, een goede relatie. Ik hoop dat dat komt omdat ik ze in onze gesprekken heb kunnen erkennen in hun beleving van ons gezamenlijke verleden, toen we met elkaar zijn opgegroeid tot ouderen en volwassenen.

Ouder zijn betekent niet automatisch ‘beter weten’. Het is goed ons dat te realiseren en alsnog van onze fouten, en onze kinderen, te leren.

Rookvrije generatie/wishful thinking

Toen ik gisteren een van de ‘rookvrije generatie’ bordjes voorbij fietste dacht ik: ‘Hoezo, rookvrije generatie?’ die bordjes kunnen ze beter weghalen want dit is geen rookvrije generatie en gaat het ook zo niet worden.

Terwijl ik er vannacht aan dacht hier een blog over te schrijven is het eerste dat ik op LinkedIn tegenkom vanmorgen een filmpje over een aantal scholieren, allen onder de 18 jaar, die met elkaar gemeen hebben dat ze verslaafd zijn aan vapen.

Op het internet vind ik verschillende berichten over vapen. Ik lees dat, ten opzichte van roken, het minder schadelijk is voor de longen en voor het lichaam. Dat het geen goed alternatief is voor roken omdat het ook ongezond is en minstens zo verslavend. Dat uit veel vapes meer giftige en verslavende nicotine komt dan uit een heel pakje sigaretten. Dat de rook van nicotinehoudende e-sigaretten een direct effect heeft op de vorming van bloedstolsels en het functioneren van de bloedvaten.

Een meisje zegt, in het filmpje, dat ze er het kwaad eigenlijk niet van inzag en dat ze ook niet had verwacht dat het zo verslavend zou zijn. Toen is ze zelf naar een dealer gegaan om er ‘eentje te halen’. Nu zegt ze dat het best veel pijn doet in haar keel, maar dat ze eigenlijk elke twee dagen er wel één in de hand heeft. Een meisje dat op dertienjarige leeftijd in een vriendengroep kwam die  ‘echt van alles’ deden zegt: ‘Zo gaat het steeds verder. Als je denkt dat je wilt stoppen…je hart weet dat je moet stoppen maar je hersenen willen het niet toegeven,’. Een meisje dat op twaalf jarige leeftijd is begonnen zegt: ‘Ik heb geheugenverlies nu, ik kan me niet concentreren en ik ben heel erg afgeleid. Ik heb er best wel spijt van, want ik kom er echt niet vanaf,’. Ik vraag me af; van het geheugenverlies of van het vapen? Ik ben bang dat ze bedoelt, van allebei. En een jongen zegt: ‘Op een gegeven moment is het geen keus of je het wil of niet want je lichaam heeft het, op de één of andere manier hoe dom het ook klinkt, gewoon nodig,’. En dit is, of klinkt, niet dom want dit is precies wat een verslaving doet en zeker met een puber die nog niet zelf de keus kan maken of hij  het wil of niet maar gewoon doet wat zijn vrienden of leeftijdsgenoten om hem heen doen.

Dit filmpje is een initiatief van Vapen#jouwkeuze maar dat klopt dus niet, want deze kinderen maken dus niet de keuze, dat kunnen ze niet, ze doen gewoon mee. En stoppen dat kunnen ze niet zelf, daar moeten ze bij geholpen worden.

De tweede kamer kan 12 december JA zeggen tegen nicotinNEE.

Dat hebben we nodig, niet bordjes plaatsen met ‘Rookvrije generatie’ dat lost het niet op, dat is niet meer dan ‘wishful thinking’.

De zomer van de fietsen

Het begon met een fiets die we wilden huren voor onze logees uit Londen. We hadden hem al gehuurd toen we erachter kwamen dat fietsen voor Londenaren niet zo vanzelfsprekend is als voor ons. Zij liepen liever en dat was voor ons net zo goed. Een paar weken later bleek van onze herenfiets de ketting te zijn afgelopen en met de dichte kettingkast was die niet zelf te maken. Het zou twee weken duren voor we hem terug konden krijgen en aangezien mijn man er toch een fiets bij moest hebben (voor bij ons meerhuisje) kocht hij er één via Marktplaats.

Deze fiets had een platte, misschien wel lekke band, werd erbij gezegd, maar hij had een gare band. Er moest een nieuwe binnen en buitenband op en zo geschiedde. Mijn man had ondertussen ervaren dat de fiets ook een maat te klein voor hem was, dus we zouden hem weer op Marktplaats zetten.

Ondertussen had ik een tweedehands opoefiets gekregen als vervanging voor mijn totaal verroeste roze opoefiets met gare fietstassen. Daar liep de ketting ook vanaf toen onze dochter erop fietste en bovendien liep er steeds een trapper vast. Ik liet bij een fietsenmaker de ketting nakijken en er nieuwe trappers opzetten en de fiets was prima.

Niet veel later bleek de ketting ook gesmeerd en liep ik steeds na het fietsen met een veeg smeer op mijn been. Het is gelukkig zomer, anders had ik het in kleren gehad. Bij ons laatste bezoek aan ons kleine huisje, waar onze dochter verbleef met haar gezin, zei ze: ‘Sorry hoor mam maar nu heeft pappa’s fiets ook nog een lekke band gekregen,’. ‘Geeft niet,’ zei ik: ‘ik breng hem wel weg,’ en onze fietsenmaker had het nog drukker gekregen. Het duurt nu een maand voordat hij weer klaar is. Hij zei het verontschuldigend en ik zei: ‘Geeft niet, hij is weer aan het werk dus hij heeft hem niet elke dag nodig,’.

Ik was over mijn eigen fiets nog niet tevreden want die had geen fietstassen, geen snelbinders en ook geen vast slot. Ik zei: ‘laten we nog even naar een goede fiets kijken in plaats van die jij te klein vindt en dan laat ik daar tegelijk op mijn fiets een slot en snelbinders zetten. Omdat ik mijn fiets daar niet wilde laten tapete de aardige fietsenmaker ook nog mijn kettingkast…maar dat hielp niet.

Mijn man kocht een goede fiets en kon daar de te kleine fiets bij inruilen. Zijn andere fiets staat rustig bij de fietsenmaker hier bij het meer totdat hij klaar is en mijn fiets heb ik nog weggebracht om er een kettingkast op te zetten.

‘Dit is de zomer van de fietsen,’ zei mijn lief en daar had hij wel gelijk in.

Vraag hulp

Ik was 28, getrouwd en moeder van twee kleine meisjes, toen mijn huisarts mij, met een jaloezieprobleem, doorstuurde naar een psychologencollectief. Ik kon hun hulp destijds niet betalen maar de jonge psychologe die ik sprak zei: ‘Je moet wel geholpen worden. Neem de brief van je huisarts mee naar (wat toen heette) de RIAGG.’ Ik ben haar daar eeuwig dankbaar voor.

Bij de RIAGG (en dat zou nu de GGZ zijn) ben ik uitstekend geholpen in een voor ons betaalbaar, kortdurend traject waar het jaloezieprobleem werd (h)erkend als verlatingsangst. Ik was na de therapie niet van die angst af maar bleef voor mezelf eraan werken. Wat mij daarbij enorm hielp was de liefde en steun van mijn man en, zonder dat zij zich daar bewust van waren, onze jonge kinderen.

Ik heb veel zelfhulpboeken gelezen en ik heb ook later nog hulp gezocht en gekregen na het overlijden van ons jongste zusje en de problemen waar ik tegenaan liep op mijn werk.

Het allerbelangrijkste, bij het vinden van hulp, is de klik die je moet hebben met je hulpverlener. Alleen dan kan het werken en het feit dat jij ervoor openstaat is ook een belangrijke factor. Het gaat er niet om wat iemand precies heeft gestudeerd, het gaat erom dat hij of zij je kan helpen.

Hulp vragen vraagt ook veel van jezelf. Er zijn altijd mensen die er wat van zullen vinden dat je hulp nodig hebt, of ze begrijpen het niet, maar ze hoeven het ook niet te begrijpen, het gaat erom dat jij het begrijpt.

Hulp vragen is geen vorm van zwakte maar juist van kracht. Mijn man begreep destijds niet waarom ik me voelde zoals ik me voelde maar hij stond volledig achter mij toen ik daarvoor hulp wilde zoeken.

Ik ben blij dat ik destijds hulp heb gevraagd. Mijn eerste hulpverlener zei: ‘U wilde voor 200% ‘genezen’,’. Ik leed ook echt aan de nare gevoelens die ik had vanwege die verlatingsangst.

Nu, vele decennia en veel kennis over de eerste 1000 dagen van een kind later, begrijp ik heel goed waar mijn verlatingsangst vandaan komt. Ik zal het nooit kwijtraken maar ik kan er wel veel beter mee omgaan dan toen ik jong was…en dat is begonnen toen ik op de leeftijd van 28 jaar voor het eerst hulp vroeg.