Hij zit op zijn hurken voor onze opbergruimte onder het schuine dak. Ik had één van de deuren opzijgeschoven en hij ziet een tot nu toe, voor hem, onontdekte ruimte. Hij pakt het krukje en gaat er even goed voor zitten.
‘Heb je dit gekocht, oma? Wat is het en wat doe je ermee?’ Hij heeft het huisje gevonden dat we met kerstmis neerzetten met een sfeerlichtje erin: ‘er staat op Postcode Loterij,’ ‘Ja,’ zeg ik, ‘daar hebben we het van gekregen,’
‘En dit dan oma, is dit voor in de auto?’ Als ik opkijk zit hij met één van de twee ‘kragen’ om de nek die we kochten voor een lange vliegreis. ‘Nee, dat is voor in het vliegtuig,’. Hij heeft hem dichtgeknoopt en het is voor het eerst dat ik zie dat dat kan. Hij blijft er rustig mee om zijn nek zitten. ‘Jullie hebben best veel spullen,’ zegt hij. En dat klopt.
‘Gaan jullie wel eens op reis?’ ‘Ja,’ antwoordt opa, ‘we gaan wel eens op reis.’ ‘En nemen jullie dan koffers mee?’ ‘Ja,’ dan nemen we koffers mee,’. ‘Naar Australië?’ We waren in Australië op vakantie toen hij anderhalf jaar geleden zes werd en zo jong als hij was, was hij ‘not amused’. Hij heeft het onthouden en hem kennende zal hij het ook niet vergeten. ‘Ja, ook naar Australië hebben we koffers meegenomen,’.
Hij vindt nog een lege multomap en dat vindt hij heel grappig. Er staat één woord over de hele binnenkant gedrukt. ‘Supert…t…,’ ‘…trash,’ helpt opa, ‘er staat Supertrash,’. De map ligt daar te wachten tot mijn laatste map, waarin ik mijn dagboeken schrijf en artikelen bewaar, vol is.
Dan spot hij in het donker iets wat hij pas echt interessant vindt. Hij ontwaart wat hij noemt een nep-ei en hij vraagt: ‘Hoe kom je bij die spullen, oma?’ ‘Dan moet je de voorste eruit halen,’ zeg ik. Maar hij bedoelt die verderop in de kast waar hij helemaal niet bij kan. ‘Oh, ‘ zeg ik, ‘dan moet je dat deurtje even opzijschuiven,’. Hij schuift en zegt: ‘Bedankt voor de tip oma,’ waarna zijn volle aandacht gaat naar het Dino-ei dat zomaar achter het deurtje ligt dat je ook nog gewoon kunt open schuiven.