Geeft niet, oma.

“Kijk es, oma,” We zitten samen in de auto, ik achter het stuur, hij achterin in het midden, dan kan hij lekker alles zien. “Wacht even ventje, oma moet zo stoppen bij het stoplicht,” Als ik achterom kijk zie ik hem ritmisch met een paar vingers op zijn knietje slaan. “Wat goed dat je dat kan, Finn,” “Opa doet dat altijd op het stuur,” zegt hij met een ernstig snoetje. Ik sla met mijn wijsvinger op het stuur op de maat van de muziek. “Zo?” vraag ik. Nee. “Opa doet het met zijn middelvinger. Jij kan dat nog niet want jij bent nog klein. Als je net zo groot bent als opa kan jij het ook,” Ondertussen oefent hij lustig verder. Alleen met zijn middelvinger kan hij het ook niet, er gaan ook een paar andere vingers mee.
“Weet je wel hoe oud ik ben, Finn?” vraag ik want tja, net zo groot worden als opa gaat niet meer lukken. “Nee,” zegt Finn en op mijn ‘53,’ vraagt hij direct: “En opa dan?” Ik zeg dat opa 52 is. In de achteruitkijkspiegel zie ik zijn verbazing. “Maar oma, 3 is toch veel meer dan 2?” “Ja,” zeg ik, “3 is meer dan 2. Wie is ouder opa of ik,” Zonder twijfel komt zijn antwoord: “Opa,” Direct daarna: “Kijk eens oma,” Zijn voetje schopt ook ritmisch tegen de voorstoel aan. Even denk ik: “Moet…, ach…., zijn schoen (moenboet, oma) is niet echt vies,” “En nu ga ik sneller oma,” het ritme klopt, de muziek is sneller. “Het is moeilijker met 4 dan met 3, daarom doe ik met 3,” Ik blik snel achteruit zie zijn handje en zijn voetje bewegen en ongetwijfeld doet er nog iets mee buiten mijn gezichtsveld.
Af en toe kijk ik naar hem in de spiegel. “Ik ga kijken of ik ook een keer zie dat opa het doet. En dan zeg ik het tegen je,” “Goed,” zegt hij, “dan doe ik het ook. Want je moet het wel doen als opa weggaat, hè oma,” “Ja, hoor, ventje,” zeg ik. In de spiegel zie ik zijn trouwhartige blik. Zijn ‘je kan het niet maar dat geeft niet, hoor oma’ blik en ik denk: “Kind, wat hou ik toch van jou,”