Hij is vier en omdat hij vakantie heeft blijft zijn oma een nachtje slapen om twee dagen op hem te passen. Zijn broer is op een voetbalkamp, zijn mamma en tati zijn naar hun werk, alle tijd om met oma een gezellig dagje door te brengen.
Daags tevoren heeft hij zo’n smak tegen de tafelpunt gemaakt dat de wond, net onder zijn haargrens, bij de dokter moest worden geplakt. De blauwe schaafplekken op zijn kin, van de vorige val, zijn ternauwernood hersteld. ‘Daar moeten we dan maar een cadeautje voor kopen, jongen,’ zegt oma en mamma zegt: ‘Och mam, ik weet dat het niet allemaal op een weegschaal hoeft hoor, maar mag zijn broer misschien ook een cadeautje? Dat betaal ik dan wel voor hem,’ en oma zegt: ‘Nee, hoor, dat krijgt hij ook van mij,’ Het is nog niet zolang geleden dat zijn grote broer zo hoog uit een boom viel dat het een wonder is dat het bij de heel pijnlijke schaafplekken bleef die hij daarbij opliep.
Het jongetje is enorm in zijn hum en op weg naar de winkel zegt hij: ‘Een cadeautje is dat je dan niet weet wat het is, hè oma?’ ‘Ja,’ zegt oma, ‘dat kan, maar het kan ook zijn dat je het niet zelf hoeft te betalen,’ en daar denkt hij even over na.
In de winkel loopt hij het speelgoed schap op en neer. Hij pakt veel dingen in de hand en geeft commentaar: ‘Dit heb ik al. Wat is dit, oh dit is voor meisjes. Hoe moet dit oma?’ Hij kiest een straaljageroutfit, en dit klinkt veel duurder dan het is, voor zichzelf en zijn broer en vraagt en passant of de straaljager, die op de doos staat afgebeeld, er ook bij zit. Dat dit niet zo is, kan de pret niet drukken. Het ventje is slim, misschien was het wel het verwachtte antwoord.
Een ventje en zijn oma, dat is de hele dag genieten.