Toen zij mijn vader voor het eerst tegenkwam op straat zei ze tegen haar vriendin: ‘Kijk, met die man ga ik trouwen,’. Mijn moeder was toen 16, mijn vader 22. Toen ik mijn vader er later naar vroeg zei hij: ‘Mammie knipoogde naar mij,’. Ik vond ze uiterlijk niet bij elkaar passen. Mijn moeder was wat groter dan mijn vader en al was ze niet dik, naast mijn tengere vader vond ik haar wel ‘gevuld’.
Hun liefde leek vooral aan zijn kant heel sterk maar ik denk dat zij ook gek op hem was. Hij heette Egon en zo werd hij door zijn familie ook genoemd, alleen zij noemde hem altijd Hart. Het was een afkorting van zijn tweede naam, Hartmut, maar het had ook die lieve klank en betekenis. Hij was de man van haar hart.
Ze hadden samen 12 kinderen en wellicht vond mijn vader dat zij overdag hard moest werken. Hij verzorgde in ieder geval elke ochtend het ontbijt. Het brood en toebehoren stond klaar op de eettafel en op de kop van de tafel stonden de koffie en chocoladekopjes klaar om uit te drinken. Ik herinner me elke ochtend, dat ik naar school ging, even de blik om het gordijn en de groet: ‘Doei mam,’. Zo lang ik me kan herinneren sliep zij elke morgen ‘uit’.
De oudere kinderen werden door mijn vader streng aangepakt. Ieder had een taak en hij en mijn oudste broer zagen erop toe dat die nauwgezet werd uitgevoerd. Omdat iedereen jong trouwde (de oudste lichting) zorgde ik, op mijn tiende het oudste meisje van het gezin, voor de dagelijkse boodschappen. Na het eten was het mijn vader die de grote afwas deed. Mijn moeder las ’s avonds. En dat vond ik heel gewoon.
Toen mijn vader met pensioen ging kreeg mijn moeder het ook. Mijn vader nam zeker de helft van de huishoudelijke taken op zich. En toen mijn moeder slecht ter been werd nam hij ook het dagelijkse koken op zich, en dat kon hij heel goed.
Het was mijn oudste broer die bij onze ouders introk toen zij echt ouder werden en wij wel eens bezorgd waren over hun wel en wee. Hij was toen ook de jongste niet meer en na zijn hartinfarct kwamen zijn zes zussen elk een (vaste) nacht van de week bij hun logeren. Uit die tijd stamt één van mijn mooiste herinneringen aan mijn moeder, de prinses.
Ik zat alleen aan de ontbijttafel toen mijn vader, achteruit lopend en in zijn handen klappend, uit hun slaapkamer kwam, zingend-zeggend: ‘Daar komt de koningin, daar komt de koningin,’. Ik keek op en zag mijn moeder, een beetje verlegen kijkend, uit de kamer komen. Haar gezicht sprak boekdelen: ‘Och Hart, doe niet zo gek,’ op een lieve manier.
Mijn moeder kwam uit een, ten opzichte van dat van mijn vader, gegoede familie en met mijn vader heeft ze het de eerste jaren echt arm gehad…maar ze hielden veel van elkaar en tot haar laatste dag heeft mijn vader haar als een prinsesje behandeld.