Toen ik nog docent en leerlingbegeleider was op een MBO, had ik dagelijks met kinderen te maken die het zichzelf en ons wel moeilijk maakten. Ze waren te vaak afwezig, hadden hun werk niet voor elkaar, hun boeken niet mee en vaak vielen ze van meerdere opleidingen uit. Soms zeiden ze (met het idee dat MBO voor hen te gemakkelijk was): “Maar ik heb HAVO gedaan, mevrouw,” en dan zei ik keihard: “Nee, je hebt erop gezeten maar je hebt het niet gedaan, anders zat je nu niet bij ons,”
Op mijn woorden is nog steeds niets af te dingen, want zo is het. Iemand die ‘HAVO gedaan’ heeft komt niet op het MBO terecht want die heeft een HAVO diploma en daarmee een startkwalificatie. Maar ze waren wel keihard, die woorden, als je beseft dat het 9 van de 10 keer kinderen met problemen betreft.
Hoe vroeger kinderen die problemen krijgen en hoe langer deze problemen blijven aanhouden, hoe groter de kans is dat dit kind meer en meer probleemgedrag gaat vertonen. Het is niet fijn om van een hoog niveau naar een lager niveau te moeten afstromen en soms gaat het lager en lager. Zeker als je beseft dat je dat hoge niveau wel zou kunnen halen. Het is het probleem van het kind maar is het daarmee een probleemkind?
Kinderen hebben ouderen nodig om hen te begeleiden. In een goede verstandhouding zou ik zeggen liefst hun eigen ouders. Als het kan binnen één gezin. Als dat niet kan zou het nog steeds goed zijn als die begeleiding komt van hun eigen ouders.
Kinderen hebben sturing nodig en dat kan alleen maar met aandacht en goede (liefst, liefdevolle) communicatie. Het is dus belangrijk dat ouders aandacht voor hun kind hebben en met hun kind communiceren wanneer het aan hun zorg is toevertrouwd. Bij ouders die zichzelf verdeeld hebben (alleen of met een nieuwe relatie of gezin) betekent dat een goede communicatie met hun ex(geliefde). Trots, angst, verdriet, alles wat daarbij in de weg zit is groot en naar … maar mag niet het probleem zijn van het kind.
Goede bonusouders (ik hoor zo vaak over bonuskinderen dat er dus ook bonusouders zullen zijn) kunnen een waardevolle aanvulling zijn voor deze kinderen … maar geen vervanging van eigen ouders.
Laten we nooit meer spreken over probleemkinderen en onderkennen dat onze kinderen met problemen ons nodig hebben. Dat wij onderdeel zijn van hun probleem. Als we dat onderkennen is het misschien gemakkelijker om erachter te komen wat er voor het kind nodig is om zijn problemen (samen) te kunnen oplossen. Misschien is een eerlijk, liefdevol gesprek daar een goede opening voor en dan moeten we ook aan het kind kunnen bekennen dat we het moeilijk vinden en ons realiseren dat wij onderdeel zijn van zijn probleem.