Relatieslim.

“Heb je gekeken, mam?” vraagt ze me door de telefoon. Eerder die week appte ze mij met de vraag of ik die zondag ‘Zomergasten’ had gezien. Toen ze de naam van de gast noemde kwam die mij wel bekend voor. Ik had inmiddels de halve uitzending gezien en vertelde haar dat.
“Was je erg onder de indruk?” vraagt ze. Ik antwoord dat ik, wat ik gezien had, heel herkenbaar had gevonden. Ik realiseerde me dat ik veel had zitten knikken tijdens het kijken. Ik vroeg haar of zij ook dacht dat dit ook ons gedachtengoed was en, ja, dat dacht zij ook.
We zijn beiden al jaren getrouwd en hebben allebei twee kinderen. Onze mannen lijken in bepaalde opzichten op elkaar en volgens mij klopt dat met het gegeven dat ik wel eens ergens heb gelezen: dat een vrouw zich het liefst een man zoekt die lijkt op haar vader.
Omdat ik om de week op hun kinderen pas en we op 200 km afstand van elkaar wonen logeer ik regelmatig bij hen. Daardoor heb ik wel een kijkje in hun leven gekregen. Het is fijn dat ze ook openstaat voor ‘goede raad’ en soms mijn raad vraagt bij kwesties met haar man en/of haar kinderen.
De acht jaar die zij inmiddels getrouwd zijn staat niet in verhouding tot de 35 jaar die wij achter de rug hebben en toch denk ik al te weten dat zij de rest van hun leven bij elkaar zullen blijven. Het heeft te maken met hun communicatie en de manier waarop ze, vanaf het begin van hun relatie, naar elkaar kijken.
“Misschien zijn we wel ‘relatieslim’ of zoiets,” zegt ze en ik denk: “Ja, dat kon het wel eens zijn, relatieslim.” Ik vind het een mooi woord. Ik houd hem erin.