Fietsen.

Het was vroeger voor mij dagelijkse kost, met een kind voor- en een kind achterop fietste ik elke dag, alle kanten op. De herinnering kwam bij me terug toen ik, nu als oma, een keer met beide kinderen op de fiets van de ene naar de andere kant van de stad fietste.
Ik bleek nog veel kinderliedjes en spelletjes met liedjes te kennen en begon met de “Drie kleine kleutertjes” gevolgd door “Er zaten zeven kikkertjes al in de boerensloot”, “Schaapje, schaapje, heb je witte wol”, “Witte zwanen, zwarte zwanen”, “Hé lammetje ben je ziek”, “Zakdoekje leggen”, “Berend Botje”, “In Holland staat een huis ”en “In de maneschijn”.
Het was geen saai achter elkaar gezing van liedjes, als het even kon gaf ik commentaar op bijvoorbeeld de kikkertjes die doodvroren in de sloot, breidde ik een liedje uit met de kindjes die een opa en oma kozen en de opa die respectievelijk een zwarte auto koos en de oma die een roze fiets koos. En liet ik met één hand de vogel vliegen, de vis zwemmen en de duizendpoot schoenpoetsen (op Famke’s handje).
Nu zijn ze groot en fietsen zelf. Ik herinner me een zomer, een paar jaar geleden dat ik met ze van Paterswolde naar de stad fietste en hoe spannend ik dat zelf vond. Op gevaarlijke stukken weg stapten we alle drie af en liepen we een stukje tot ik vond dat het wel weer veilig was om te fietsen. Ik vind het nog steeds een vrijheid, een fiets, je stapt erop en bent eigen baas. Je bepaalt waarlangs je gaat en wanneer. Het is bovendien gezond.
Mijn kinderen hadden ze niet maar mijn jongste kleinzoontjes zijn allebei op een loopfietsje begonnen. Daarop hebben ze goed evenwicht leren bewaren. De jongste is twee en zit er nog op. Hij is groter dan zijn broer toen die twee was en begon dus al eerder met oefenen. Doordat hij nog zo jong is is het luisteren wel eens een probleem en dus ook een gevaar.
Leer ze die twee dingen goed. Goed luisteren en goed fietsen. Onze oudste kleinzoon beheerst beide en dat geldt ook voor zijn zusje. Dat betekent dat ze op een vrije middag ook wel eens even de fiets kunnen pakken om een stukje verderop te spelen. En dat ze, als het nodig is ook naar school kunnen fietsen. Zo handig als ze straks zelf ‘de wereld’ in gaan.
Mijn fiets en ik zijn onafscheidelijk. Fietsen? Ik blijf het zo lang mogelijk doen. En zo lang mogelijk op eigen kracht. Beschouw het, zoals Daniël Lohues deed met gitaarspelen, als het omgekeerde van wat je met roken moet doen, beginnen en niet meer ophouden.