Wat je ziet…

Verlegen. Ik geloof dat dat het woord is dat mij het meest typeert. Ik ben grootgebracht op een flatje met 5 slaapkamers. Voor de meeste families zou dat een grote flat zijn. Voor ons grote gezin viel dat wel mee.

Ik was zes toen ik voor het eerst naar school ging. Een Christelijke school, een heerlijke school waar prachtige Bijbelse geschiedenissen werden verteld. We leerden er ook mooie psalmen ‘Op bergen en in dalen, ja overal is God…’ Als ik met mijn man ergens rijd waar maar enig hoogteverschil is, zingt die psalm door mijn hoofd. ‘Er is een roos ontloken…’ vind ik ook erg mooi. Ik denk dat ik daarom zo van rozen hou.

Ik vond het heerlijk in de klas omdat ik me daar, net als thuis, anoniem kon bewegen. Nog steeds hou ik meer van lessen dan van pauze, van wedstrijden dan van rust. Ik heb moeite te bedenken hoe ik me in die rusten en pauzes moet gedragen. Dat heeft met mijn verlegenheid te maken. Of ben ik juist verlegen omdat ik niet weet hoe ik me dan moet gedragen? Dat kan ook. Het geeft niet als mijn man er is, want dan doe ik hem gewoon na. En dat doe ik ook als ik met één van onze goede vrienden ben.

Ik weet nog goed dat mijn man mij ooit achterliet bij een groepje jonge mensen en ik naar hem op zoek ging omdat ik bij de jongelui geen aansluiting wist te maken. ‘Hè, Ro’m,’ zei hij toen ik hem gevonden had, ’wat kun jij er ongelukkig aan komen lopen.’ En dat klopte helemaal, want zo voelde ik me ook.

Ja, verlegen dus en onzeker. Toen ik jong was, en nu nog. ‘Dat zou ik nooit denken als ik je zie hoor.’ Dat hoor ik heel vaak. Dat klopt ook. Het lukt me meestal wel het te verbloemen. Ik bedenk wel een vraag en de antwoorden sla ik zo goed mogelijk op, want mijn belangstelling is echt. Ik wil echt graag weten hoe het met mensen gaat en ik probeer dat te onthouden voor een volgende keer.

Maar die verlegenheid maakt onzeker en bij iemand die toch altijd al onzeker is kan het heel lastig zijn en soms leiden tot vervelende situaties. Ik heb eens bij iemand thuis gegeten. Dat was leuk, lekker en gezellig. Toen ik de man  van het echtpaar in een andere setting tegenkwam en zei, hem een hand gevend, dat kon toen nog: ‘Wij hebben elkaar al eens de hand geschud, hè?’ kreeg ik een verontwaardigd: ‘Je hebt een keer bij mij gegeten,’. En ik kon niet anders dan kleintjes zeggen: ‘Oh sorry, ja dat dacht ik al,’ wat ook echt zo was.

En ik deed een keer, op een groot evenement, wat ik dan altijd doe: mijn man volgen en even met deze en gene een praatje maken. Bij een kennis van ons viel dat verkeerd, ik zag het aan haar reactie. Toen ik daar later iets over wilde zeggen was ze diep met iemand in gesprek en ben ik eerst even bij haar weg gelopen. Ik heb haar helaas nog niet weer gesproken maar ga daar zeker op terug komen. Misschien heb ik het verkeerd gezien en dat wil ik dan wel graag weten.

De moraal van dit verhaal? We zien dingen bij mensen waar we vaak een conclusie aan verbinden. Dat is logisch, dat is wat wij mensen doen. Als het ons niet in de weg zit en we het ook niet iemand ‘kwalijk nemen’, is dat ook helemaal prima. Maar als dat wel zo is, dan is het misschien handig er een paar woorden aan te wagen, want die kunnen dat dan ophelderen.