Mijn moeder kon mooi vertellen, en dat deed ze ook graag. Gelukkig had ze 12 kinderen en 22 kleinkinderen, waardoor ze steeds weer de verhalen kon vertellen waarvan ze zelf zo genoot.
Toen ze eens had gespijbeld kreeg ze als strafwerk het overschrijven van een plantkunde-les. Ze leverde het in…en kreeg het terug met de opmerking: ‘Bewaar het maar voor een volgende keer,’. Met een prachtig, triomfantelijk gezicht voegde ze daaraan toe: ‘Dat liet ik me natuurlijk niet nog eens zeggen,’.
Ook wilde ze graag meelopen met de wandelmars van school, maar daar moest je 16 voor zijn. Geen probleem voor mijn moeder, bij de directeur van de school kreeg ze gedaan dat ze voor die gelegenheid haar leeftijd met twee jaar mocht verhogen. En voortaan deed zij natuurlijk aan de wandelmarsen mee.
Ze had ook nog een mooi verhaal over een klasgenoot die Varkevisser heette. De meester, meneer Ronteltap, had tegen hem gezegd: ‘Dat is toch geen naam, die jij hebt, dat is een werkwoord: ik vis varkens, jij vist varkens, enz.’ waarop de leerling direct pareerde: ‘Ik rol van de trap, jij rolt van de trap, enz.’ ‘Ad rem,’ vond de meester.
Het leuke aan die verhalen vind ik dat mijn moeder blijkbaar ook graag naar school ging, net als ik. Zij was alleen niet zo’n braverik als ik. Ze spijbelde gewoon als ze vond dat ze daar reden voor had. Ik was er altijd, op de keer na dat ik wist dat de klas ging paardrijden in plaats van een gymles. Ik durfde daar niet aan mee te doen omdat ik op mijn negende mijn arm op twee plaatsen had gebroken…na een val van een pony. Mijn moeder heeft toen voor mij naar school gebeld en gezegd dat ik niet kwam. Zo was ze ook, niet teveel woorden aan vuil maken, gewoon, ik kwam niet, klaar.
Ik hield van haar verhalen en het mooiste verhaal blijft voor mij die ene over haar moeder. Op een dag kwam er een buurmeisje aan de deur en mijn moeder deed open. Wat de beide kinderen aan informatie uitwisselden weet ik niet, maar mijn moeder kwam bij haar moeder en zei: ‘Mammie, Anneke staat voor de deur en ze vraagt een kwartje,’ Ik weet nog dat ik haar aankeek en vroeg: ‘Wat zei mammies moeder toen, mam,’ En, alsof dat het enig mogelijke antwoord was, zei ze: ‘Nou…geef dan,’
We hebben haar nooit gekend, de moeder van onze moeder. Ze overleed al toen ze 37 was, onze moeder 16 en het jongste zusje nog maar een baby. Ze heeft niet lang voor haar kinderen kunnen zorgen, maar ze heeft ze wel de zorg voor een ander kunnen meegeven. En ik ben blij en trots dat wij daar ook wat van hebben mee gekregen.