In mijn boek ‘Roos’ perikelen’ beschrijf ik de eerste ontmoeting met mijn liefste als volgt: Ik weet nog precies hoe het was. Nadat zij (de collega bij wie ik thuis kwam) de deur voor mij had open gedaan, hoorde ik vanuit de kamer zachte gitaarmuziek. In de zithoek zat de vriend, René dus, gitaar te spelen. Hij stond direct op toen ik binnenkwam. Hij kwam naar mij toe en gaf me een hand. Twee blauwe ogen onder een krullenbos keken mij aan. Ik was totaal verloren, het was een soort explosie van binnen. Ik wist dat voortaan alles anders zou zijn. Van zijn vriend hoorde ik later dat hij tegen René had gezegd, nadat ik naar huis was gegaan: ‘Ze is pas getrouwd René. Afblijven dus,’
Ik had mijzelf in het boek de naam ‘Roos’ gegeven, als afkorting van mijn eerste officiële voornaam, Rosemarie. Mijn liefste had gekozen voor de naam van zijn overleden jeugdvriend, René.
Dat ons samenkomen onvermijdelijk was blijkt, voor mij, uit het feit dat wij dit jaar veertig jaar samen zijn. Die jaren zijn zeker niet ongemerkt voorbij gegaan en hadden ook een andere uitkomst kunnen hebben, wat gelukkig niet is gebeurd.
26 jaar geleden schreef ik het volgende gedicht. In die tijd gebeurde dat ongeveer één keer per jaar. Aangezien het al achter in het jaar was had ik het niet meer verwacht, totdat…die eerste ontmoeting als een filmpje in mijn hoofd verscheen.
Still in love
He was sitting there playing the guitar
And I was lost forever
And it’s still the way we are
After 14 years together
You’re still the same, I’m up and down
So different you and I
But I’m learning to accept by now
Instead of asking: “Why?”
I’m still “in love” it just won’t go
Although my love is strong
But the foursome that we make just shows
That being “in love” can’t be wrong
It only makes me the vulnerable kid
I’m afraid I’ll always be
But you know what, I don’t care a bit
As long as he is next to me
30-11-1996 00.30 a.m.
Na veertig jaar samen klopt het gedicht nog steeds. En wat ook klopt is dat een verliefd hart ook een kwetsbaar hart is.