Het kleine meisje

Oma en het kleine meisje waren heel goede vriendinnetjes. Zes jaar al, want zo oud was het kleine meisje. Elke week kwamen ze bij elkaar en dan brachten ze samen de dag door. Het was eigenlijk altijd leuk. Oma keek en luisterde goed naar wat het kleine meisje nodig had en ze probeerde zo goed mogelijk daaraan gehoor te geven.
Toen de pappa en mamma van het kleine meisje uit elkaar gingen was het meisje heel verdrietig. Had ze iets verkeerd gedaan? Maar pappa en mamma zeiden dat zij niets verkeerd had gedaan en dat ze heel veel van haar hielden. Toen was ze niet meer alleen verdrietig maar toen was ze ook in de war en later werd ze ook boos. Ze begreep er helemaal niets van.
Nog steeds kwam het kleine meisje elke week bij oma en nu bleef ze er ook meestal slapen. Nog steeds waren ze vriendinnetjes maar soms werd het kleine meisje zo boos dat oma zich geen raad wist. Soms was het zelfs zo erg dat oma haar geduld dreigde te verliezen. Uit onmacht. Dat mocht natuurlijk nooit gebeuren.
Oma moest alle zeilen bijzetten om het meisje uit haar boosheid te krijgen. Soms met afleiden, soms met troosten, soms met een enkel boos woord, ondanks haarzelf, uit haar eigen frustratie geuit. Nooit wist ze of het aankwam, of het meisje haar goede bedoeling voelde. Meestal kwamen ze er samen uit, en als het een enkele keer niet lukte en het kleine meisje boos de kamer verliet, met het dichtslaan van een deur, ging oma’s hart nog het meest naar haar uit. Als ze dan weer in de kamer kwam, waar oma ogenschijnlijk met iets bezig was, deden ze beiden of er niets was gebeurd.
De pappa en mamma van het meisje deden er alles aan het zo gemakkelijk mogelijk voor het meisje te maken en langzamerhand merkte oma verandering. Het meisje sliep niet meer zo vaak bij haar maar ze waren nog elke week samen. De boze buien namen af en op een dag sloeg het meisje haar armen om oma’s middel en ze uitte maar één woord: ‘Oma,’
Een paar jaar later is de rust weergekeerd. Het meisje wordt een groot meisje en ze is allang gewend aan het wonen in twee huizen. Wanneer ze bij oma slaapt is het een groot feest en daar zijn ze beiden blij mee. Dat het minder vaak gebeurt begrijpt oma heel goed. Elk kind wil toch het allerliefst bij pappa of mamma zijn.
Het meisje en oma zijn goede vriendinnetjes. Ze hangen zelfs een beetje aan elkaar en stiekem denkt oma dat het kleine meisje, in die moeilijke fase, toch oma’s goede bedoeling heeft gevoeld. En oma is blij, zo blij dat ze altijd haar kleine meisje kon geven wat ze verdiende. Alles om het meisje te helpen. Want zij, de kleine en jonge jongetjes en meisjes, hebben het meest onze steun en aandacht nodig in een moeilijke situatie. Want zij zijn klein en wij zijn groot.