Poeh, poeh!

Gelukzalig keek Winnie om zich heen. Hij was weer terug en hij voelde zich zo veel beter dan de laatste weken. Hij knikte naar deze en gene en voelde zich heel behaaglijk in zijn nieuwe jas. “Hé Win, waar was je eigenlijk en hoe kom je opeens aan die mooie jas en laarsjes. Wel lekker zeker, hè?”

Winnie keek het witte engeltje aan dat dicht bij hem stond. Hij zag ook anderen nieuwsgierig naar hem opkijken. “Ja, “ begon Winnie, “hebben jullie wel gezien dat er een mevrouw een paar keer achter elkaar bij ons was geweest?” de één schudde nee terwijl een aantal anderen ja knikten. “Dat was een tante van Linda. Ach jullie kennen haar toch wel, ze komt hier ieder jaar wel een paar keer maar nooit zo vaak als de afgelopen weken. Vorige week kwam ze opeens met een andere tante. Die ken ik niet zo goed maar Linda wel. Ze zei dat dat haar tante Rely was. Daar was ze vroeger heel vaak geweest. Haar tante Rely die woont bij haar oom Bert. En die tante ging het graf een beetje schoonmaken,” Nu vielen een paar beeldjes hem bij: “Ja, dat zag ik wel.” En een ander riep: “Ik ook, ik ook,” En weer een ander riep: “En ze zetten iedereen die gevallen was weer overeind,” “Ja, dat zag ik ook en ze haalden heel veel vieze blaadjes van ons af,”

“Juist,” zei Winnie, “ en toen hebben ze mij meegenomen. Ik hoorde hun wel zoiets zeggen en ook iets over een jasje, maar ik dacht: nee , dat kan toch niet. En ze deden het wel. Hoe vies ik ook was, ze namen mij gewoon, hup, mee in de auto.” Winnie keek even tevreden rond om te kijken wat ze daar nou allemaal wel van zouden vinden.

Nu begonnen een paar door elkaar te vragen: “Waar was je dan?” en: “Was je niet bang?” en: “Waarom deden ze dat?” Toen begon Winnie te vertellen.

“Eerst moest ik in een emmer met een heleboel sop. Het water was lekker warm en ik bleef alleen in het donker in die badkamer. Dat was natuurlijk hartstikke saai dus toen viel ik ook direct in slaap. Ik werd wakker omdat het licht aanging en toen mijn ogen uit geknipperd waren zag ik dat die tante weer terug was. Ze mompelde een beetje terwijl ze me uit het water trok en in mij begon te knijpen. “Wat ben je slijmerig,” zei ze: “Huuh,” “Dat kon ik natuurlijk ook niet helpen. Ik was al jaren niet meer gewassen. Ze gooide het water weg, echt vies man, en toen deed ze weer lekker warm water met sop erin. En toen deed ze net of ik een ding was wat je op de hand moet wassen. Weet je wel, een kledingstuk of zo. Ze kneep steeds in mij en trok me uit en duwde me in het water. Toen draaide ze mij op de kop en deed ze het weer. Ik was ook echt heel vies. Wel een beetje minder vies dan na de eerste emmer,”

“Ik had wel mee gewild,” zei de roze bad eend  toen Winnie even ademhaalde voordat hij verder ging, “dan hadden we samen in bad gekund.”

“Ja,” zei Winnie, “dat had ik wel gezellig gevonden. Nou, en toen moest ik nog in de wasmachine. Ik dacht dat ik dat heel eng vond maar dat was niet zo hoor. Het was net wildwaterkanoën zonder kano. Ik werd heen en weer door dat sop geslingerd. Dat kon die tante natuurlijk niet doen in die emmer. En toen het water weg was werd ik heel hard rondgeslingerd, daar werd ik wel heel duizelig van, maar toen dat klaar was, was ik ook al bijna droog. En schoon.”

“En toen?” vroeg het beertje op ‘nous t’aimons’, “Oh,” zei Winnie, “zat jij ook te luisteren, wat leuk. Nou, toen zat ik lekker de hele nacht tegen de verwarming. Die was natuurlijk ’s nachts niet aan, maar ’s avonds wel. En de volgende ochtend zette die tante mij in een tas en ze nam mij  mee naar een winkel. Een speelgoedwinkel. En ze stond heel lang stil op een plek waar ik allemaal poppen boven ons zag, op planken. En allemaal dingen voor de poppen. En toen pakte ze iets en liep naar de kassa en toen mompelde ze ‘straks is het te klein’ en ze legde het terug. Maar ze bleef er wel bij staan. Ik kon niet zien wat het was maar dat was dus deze jas. Want ik had wel iets roods voorbij zien schemeren boven mijn hoofd. Toen bleef ze weer een poosje staan en toen nam ze het toch mee. Gelukkig want ik ben er toch zo blij mee. Het scheelt een jas, echt een jas.”

“En die laarsjes?” vroeg het meisje dat, samen met haar vriendje, hen elke dag voorlas voordat ze gingen slapen. Gelukkig hadden zij beiden schoenen aan maar haar waren die laarsjes direct opgevallen.

“Ja, die zaten erbij. Daar ben ik ook zo blij mee, want ik vind ze heel mooi. Echte, mooie rubberen laarzen. En die jas vind ik ook heel mooi. En Linda ook, ze stond te juichen toen ik terug was.”

“Oh, Pooh,” zei ze, “wat ben je mooi. Heeft mijn tante Rely dat voor jou gekocht?”

“Nou,” zei Pooh, “toen vertelde ik dat die andere tante het had gekocht en dat ik  bij haar in de wasmachine was. Maar ik had gehoord dat ze het allemaal samen voor mij hadden bedacht en dat ze het samen hadden betaald. Samen met al die andere broers en zussen van Linda’s mamma. Omdat haar mamma het niet meer kan. En ze wouden dat ze het eerder hadden bedacht, maar, zei ik tegen Linda, dat kwam wel omdat jouw tante Rely het had gezegd.”

“Zie je wel,” juichte Linda, “mijn tante Rely is zo lief. Dat weet ik  nog precies van toen ik altijd bij haar was. En dat zei mijn mamma ook altijd. Dat het zo lief van mijn tante Rely was dat ik altijd mocht komen logeren,”

Iedereen was blij dat Pooh weer thuis was. Want hij paste altijd op hun en nu waren alle engeltjes extra alert geweest omdat de grote Winnie er niet was. Maar er was natuurlijk niets gebeurt, want zij zijn altijd veilig samen.

Iedereen kletste nog heel lang met elkaar over Winnies grote avontuur en ze waren allemaal blij dat hij nu lekker droog zou blijven als het regent en als straks de sneeuw gaat vallen. En Winnie schurkte zich nog eens lekker in zijn jas.

“Goh,” dacht hij, “wat heb ik toch een geluk. Een jas voor mij, wie had dat nou gedacht,”