Voor ons is het gewone leven langzamerhand terug gekomen. Mijn man werkt al lang weer gewoon op kantoor, de kinderen gaan al een tijd weer gewoon naar school en ook clubjes en ons koor is onder strikte voorwaarden, weer begonnen.
Een aantal vroegere gewoonten hebben we misschien wel voor altijd afgeschaft. We schudden geen handen en blijven op afstand van de mensen die niet behoren tot onze directe ‘inner circle’. Ik pas weer op in Diemen en reis daarvoor, met mondkapje voor, in een heel rustige trein.
Boodschappen doen we alleen of samen, braaf met ieder een mandje of kar, en van de andere mensen proberen we afstand te bewaren. Liever ben ik degene die steeds wacht om een ander voor te laten gaan dan me dicht tussen mensen te bewegen. Winkelen doen we hoegenaamd niet of snel een winkel in om te kijken of ze misschien dat hebben wat we zoeken. Is het er niet dan gaat het eerst weer over. We lijken steeds minder nodig te hebben.
In mijn achterhoofd knaagt wel een stil gemis van het spontaan naar de film gaan of met wie dan ook ‘iets anders leuks’ te gaan doen. Het is alsof ons hoofd ook daar niet meer naar staat. En de voetbalwedstrijden, die ik anders regelmatig bezocht, zijn ook niet meer dezelfde al doen de ploegen nog steeds hun stinkende best. Ik zie dat op t.v., hoor ervan en heb het één keer live mogen meemaken.
We zijn langzamerhand uit onze bubbel gekomen en gelukkig zijn wij en de onzen daar goed doorheen gekomen. Onze kinderen hebben hun werk behouden en ons jongste kind heeft inmiddels een kantoor aan huis. Knap uitgespaard in de kleine ruimte die zij bewonen, maar soms kom je daartoe wanneer, in dit geval, een virus je daartoe dwingt.
En dan hoor ik dat er een tweede golf is begonnen en ik denk: het zal toch niet zo zijn dat we straks weer terug moeten, terug in onze bubbel?