Wanneer baby’s peuters worden is daar altijd het moment dat ze gaan praten. Een bijzonder moment. Wanneer ze al lang groot en naar school zijn weten vaak hun mamma’s nog precies wat hun eerste woordje was. Van de meisjes herinner ik me een eerste korte zinnetje: ‘Mamma, eentje boot,’ en, nee, het eendje zat niet in de boot maar mijn kleintje nodigde mij uit om met haar de eendjes te gaan voeren. Het eerste woord van één van de kleinkinderen was volgens mij ‘baum’. Ik weet nog dat we ons verbaasd afvroegen of het een Duitstalig kindje zou worden.
De kleintjes leren van ons, ze luisteren naar onze woorden en beginnen die op enig moment na te zeggen. Heel lang praten wij tegen de kinderen en brabbelen zij hun enkele woordjes na. We glimlachen om hun verbastering van de woorden en zijn inwendig trots op het feit dat ons kleintje dat al doet. En we zijn ook blij en een beetje opgelucht, want dat de kinderen zich allemaal kunnen ontwikkelen is niet vanzelfsprekend.
En dan heb je opeens echte conversaties. Je merkt (wanneer is dat begonnen?) dat je niet meer tegen maar met je kindje praat. Wat hij ‘krom’ zegt hoef je niet te verbeteren, las ik in een Samenleren les. Zeg het liever in een vraag of antwoord op de juiste manier. Heel duidelijk merkte ik deze zomer bij ons jongste kleinkind dat hij dacht: ‘Hé, wat zei ik eigenlijk?’ Ik had voor hem en zijn broer een fles siroop meegenomen en toen hij zei: ‘Lekke(r) milonade,’ vroeg ik: ‘Ja? Vind je limonade lekker?’ Toen zag ik dat kleine koppie nadenken.
Een aantal maanden geleden, toen de jongetjes de laatste keer bij ons logeerden, kon de jongste voor het eerst (bij ons) zelf bij het fonteintje zijn handen wassen. Ik had al gemerkt dat, wanneer hij of zijn broer naar het toilet was geweest, het handdoekje op de grond, of op de pedaalemmer geslingerd lag. Ik begreep het ook wel, de ophang lus waar ik ze aan laat hangen is te breed en onhandig voor die ongedurige jongensvingers. ‘Hang hem daar maar overheen,’ zei ik, wijzend op de zwanenhals onder het fonteintje.
De volgende dag verwisselde ik het handdoekje en daaraan bleek een echt lusje te zitten. Jongste kleinzoon droogde er zijn handen aan af, zag het lusje en zei, toen ik het doekje wilde ophangen: ‘Oh, dat kan ik wel oma,’ en die zin zit sindsdien in mijn hoofd. Elke week komt dat ene lichtblauwe handdoekje, met echt lusje, een keer door mijn handen en dan hoor ik het zijn blije stemmetje weer zeggen.
Hij gaat sinds kort naar school en ik weet nu al dat wanneer hij straks echt groot en volwassen is, ik hem nog steeds voor me kan zien als driejarig jongetje en zijn blije stemmetje kan horen…voor altijd als een puntgave herinnering in mijn hoofd.