Lijsje Lorresnor/ laaggeletterdheid de wereld uit helpen

Ik moet lezen. Elke dag. Voor mij is een dag niet gelezen, een dag niet geleefd. Sinds ik op mijn zesde leerde lezen heb ik dat elke dag gedaan. Ik ben een veellezer en een snellezer. Er zijn boeken die ik meer dan een keer lees, series boeken ook, en ik lees altijd meerdere boeken naast elkaar. Niet letterlijk, maar wel in dezelfde periode.

Het eerste boek dat enorm indruk op mij maakte was ‘Lijsje Lorresnor’ geschreven door mevrouw I.M. Selleger Elout. Toen ik het vanmorgen weer begon te lezen las ik op de eerste pagina (het was mij nog nooit eerder opgevallen) dat het voor tien jaar en ouder is. Toch heb ik het, in mijn herinnering, voor het eerste gelezen toen ik niet ouder was dan acht jaar. Het was een boek uit de schoolbibliotheek waaruit we boeken mochten zoeken voor het ‘stillezen’ uurtje, dat mogelijk in de eerste klassen korter was dan een uur.

Van het verhaal herinnerde ik me het jonge meisje voor wie de vader, een boerenknecht, een huisje maakte van klei. En dat de moeder een beetje een stuurse vrouw was die dat ‘kleien’ maar onzin vond. Na een oproepje in Libelle kreeg ik de naam van het boek en de auteur en mensen die het aan mij wilden verkopen. Maar ik zocht (en vond) het liever op de boekenmarkt in Deventer.

Nu ik het boek een aantal keren heb gelezen, weet ik dat het bordeaux rode (dat ik vast in mijn hoofd had) een rood fluwelen lapje was dat Lijsje vond op de vuilnisbelt. Daar zocht ze, met haar zusjes, soms naar bruikbare spullen voor het arme gezin (het verhaal speelt meer dan een eeuw geleden). Aan die vuilnisbelt ‘dankt’ ze ook haar bijnaam. Nu begrijp ik heel goed waarom juist dat boek zo’n indruk op mij maakte.

Lijsje paste niet goed in die tijd, waar in de meeste boerengezinnen alleen werken op het land en in huis, of in een winkel of een dienstje, werd gezien als ‘werk’. Zij werd uiteindelijk kunstenares maar voordat ze dat bereikte moest haar wezen steeds geweld worden aangedaan, omdat ze niet paste in de wereld waarin ze moest opgroeien. Ze had heel lieve ouders waarin ik veel van mijn ouders herkende, al pasten ze niet een op een op elkaar. En net als Lijsje heb ik moeite om mee te komen in de wereld waarin ik leef.

Lezen is voor mij zo’n enorme vreugde dat ik het heel jammer vind om te horen dat het leesvermogen van de mensen van nu achteruit holt (op televisie gehoord van Adriaan van Dis in Buitenhof). Ik begrijp ook niet zo goed dat dat kan met zo’n belangrijk vak als lezen. Het zal op school worden gegeven, dat kan niet anders, maar misschien niet op zo’n manier dat kinderen er echt plezier aan beleven. En om er plezier aan te beleven moet het eerst voldoende gedaan worden. Dat betekent minstens dat het ook thuis aanwezig moet zijn. Dat lezen hoort bij het dagelijks leven. En aansluitend, schrijven.

Ik pleit voor minimaal een uur per week stillezen in elke klas op elke niveau en geef elke leerling een schrift (las ik deze week ergens) waarin ze hun gevoelens van die dag opschrijven, op school. Laaggeletterdheid moet de wereld uit zodat er voor laaggeletterden een wereld kan opengaan.