Met ons grote gezin hadden we gemakkelijk het programma ‘Een huis vol’ kunnen vullen. Ik kijk niet veel televisie, maar bij de stukjes die ik wel heb gezien, viel mij op dat ik het ‘zo veel’ vond. Acht, negen of tien kinderen, zo veel, zo druk. Ons gezin telde twaalf kinderen en dat heb ik nooit als ‘veel’ ervaren. En misschien is dat ook logisch. Ik maakte er onderdeel van uit en ervaarde het daarom als ‘gewoon’.
Voor mij was het handig dat er zoveel rolmodellen waren, dat er altijd iemand was om met mij mee te gaan, om mee te spelen, om mee te praten. Misschien waren er, in ons gezin, dingen die beter besproken hadden kunnen worden en die onbesproken bleven. Mij heeft dat nooit belemmerd te bespreken, benoemen wat ik belangrijk vond. Zelfs wel eens tegen wil en dank van degene die tegenover mij zat, ben ik bang.
Door onze familieband en het feit dat we van elkaar houden (al zeggen we dat zelden tot nooit tegen elkaar) is mij veel vergeven en kon ik trouw zijn aan mezelf en worden wie ik ben. Dat dank ik aan mijn familie. En aan de invloed van mijn man en kinderen. Zij zijn voor mij net zo belangrijk, de volgende kern van een nieuwe familie.
Ik vind het verdrietig te zien hoe families uit elkaar vallen, vaak na het overlijden van de ouders. Mensen die zeggen: ‘Ja, ik heb een zus (of broer), maar die zie ik nooit,’. En ik ken de verhalen, die eraan vooraf zijn gegaan, maar toch… Ook in onze familie en ons gezin hadden zulke verwijderingen zich kunnen voordoen. Ik denk dat dat altijd kan, maar wij kozen ervoor dat niet te laten gebeuren.
Ik ben blij met mijn familie, ik zou er niet één van kunnen missen. En daarom koester ik ze en probeer met ze te praten als ik denk dat er iets speelt. Mijn familie en mijn kinderen heb ik niet kunnen kiezen, maar zoals ik vroeger tegen mijn kinderen zei, toen ze nog heel klein waren: ‘Het kon niet maar als het had gekund, dan had ik jou gekozen,’