Op stap met Finn

Het was een mooie dag en omdat opa nog moest werken en Famke lekker lag te slapen ging ik maar even met Finn op stap. We namen de kortste weg. Finn kan goed lopen maar ons reisdoel lag best ver weg voor zijn nog wel korte beentjes. Na een stukje lopen zei hij: ‘Het is fris,’ Ik dacht even dat ik het niet goed had verstaan maar hij zei het echt. Fris. Grappig uit zo’n klein mondje. ‘Gaan we daarin, oma?’ vroeg hij toen we richting grote draaideur van V&D gingen. ‘Ja, Finn,’ zei ik, ‘maar wel voorzichtig,’

Hij vond alles in de winkel prachtig. Wou natuurlijk graag op de roltrap en de chocola in de vitrine zag er erg verleidelijk uit. Maar we moesten doorstappen wilden we niet laat in de middag pas terug zijn. Gelukkig was het nu nog vroeg en relatief nog heel rustig.

Bij ons reisdoel aangekomen gaf ik hem het boekje dat ik voor hem wilde kopen. Hij vond het mooi want het is een boekje van Diego, één van zijn helden, maar hij zag nog iets anders heel moois. Een uitklapboek met een boom met vogels en een boomhut. Hij vroeg honderduit en oma bedacht maar alles wat aannemelijk was om te kunnen antwoorden. Toen hij uitgekeken en uitgevraagd was gingen we het boekje betalen en zag hij bij de kassa nog hele mooie rollen inpakpapier. Hij mocht daar één uitkiezen en hij koos een geel papiertje met lichte bloemetjes en grote lichte vlinders erop.

Op de terugweg liep hij ermee of het een wandelstok was: ‘Kijk eens oma wat ik doe,’ ‘Ja, goed zo,’ zei ik en dacht, toen ik het zei, aan de onderkant van de rol die geplet zou worden. Nou ja, er zit plastic omheen wat het papier, hoop ik, wel zal beschermen.

Bij een winkel, waar ik slofjes voor hem hoopte te vinden, vond Finn ook iets interessants: aan zilverkeurige haken zaten rijen roze sokjes, per 5 paar verpakt. Eerst had hij er een af, toen twee en opeens zag ik vanuit mijn ooghoek een heel stel verpakte sokjes op de grond liggen en zou Finn er met iets zilverkleurigs vandoor rennen. Mijn reactievermogen verraste mezelf, in één greep achteruit had ik zijn armpje te pakken. Hij was te verbaasd om te protesteren.

Een beetje mopperend, vooral omdat ik die vermaledijde slofjes maar niet kon vinden, peuterde ik de stang terug in de stelling. Ik sommeerde het kleine ventje de sokken terug te hangen en hij deed het zonder morren nadat ik zelf de eerste twee had opgehangen.

Nog verder ging mijn zoektocht naar sloffen. Ondertussen kwam Finn even bij mij en ging dan even weer weg. Na twee, drie keer zei hij: ‘Oma, ik doe verstoppertje. Als die mevrouw eraan komt ga ik verstoppen,’ ‘Oh ja,’ zei ik, verder zoekend, totdat ik drie paar slofjes per ongeluk uit elkaar had getrokken, en het echt genoeg vond. Dan nog maar even geen nieuwe slofjes.

‘Kom Finn,’ zei ik, ‘we gaan,’ Hij liep meteen mee, zijn cadeaupapierrol weer gebruikend als een wandelstok. Terwijl ik naar hem keek moest ik even lachen, ik dacht: Wat grappig. Hij speelde verstoppertje met een mevrouw die zich er helemaal niet van bewust was. Dat een kind, dit grappige ventje van ons, zoiets kan bedenken.

Het werd weer een lange wandeling terug. Door V&D namen wij wederom de kortste weg. Toen wij even later  thuis waren was Finn blij dat hij weer bij opa was en was opa ook heel blij dat Finn er weer was. En Famke was weer wakker.