Touwtje uit de brievenbus

Hij mag er oud en fragiel uitzien, maar ik denk dat hij ook gewoon 100 kan worden. Ik zou bijna zeggen, minstens. Zijn pleidooi om elkaar weer te vertrouwen zou mijn pleidooi kunnen zijn.

Ik groeide op in een wereld waarin we elkaar nog vertrouwden. Een wereld waarin we met elkaar nog gewoon buiten speelden. Genoeg hadden aan het samenzijn en samen iets konden bedenken om te spelen.

’s Zomers was dat touwtje springen, elastiekentwist, verstoppertje spelen of stoeprandje. De jongens voetbalden op straat en het portiek was een prima doel want er zat nog geen glas in. Wie had er geen rolschaatste, een tol met een touwtje aan een stok of een bal om blikspuit mee te spelen.

’s Winters lag er vaker sneeuw en ik kan nog het gevoel oproepen van het zwieren over de glijbaan, iets wat ik durfde omdat ik zelf kon bepalen hoe hard ik ging. In het vroege middag donker was je samen op de bevroren vijver, aan het schaatsen, glijden of sleetje rijden van de heuvel af. Het was een gegons van stemmen en je kende bijna iedereen.

Ik vertel wel eens gekscherend hoe ons enige paar rolschaatsen was uitgeleend aan een familie verderop die negen kinderen hadden en dus ook niet heel veel speelgoed. Je deelde met elkaar, je speelde met elkaar en je vertrouwde elkaar volkomen.

De wereld is veranderd en dat begrijp ik wel. Gamen is ook spelen met elkaar, alleen op een andere manier. Ik ben bang dat er kinderen zijn die nooit echt buiten spelen en ik ben zo blij dat ‘die van ons’ dat allemaal wel doen. Terwijl ze ook ‘op z’n tijd’ gamen of een spelletje doen op de telefoon.

We kunnen niet meer terug naar ‘ons vroeger’ maar we kunnen wel proberen om elkaar te (blijven) vertrouwen. En ik gun de kinderen zo het gevoel van veiligheid dat we hadden…toen de touwtjes nog gewoon… uit de brievenbus konden hangen.

Advertentie