Hoe…dat weet ik niet

Het is niet dat ik perse slordig ben, of eigenlijk, ja, ook wel. Maar ik denk dat ik eerder ongeduldig ben, of onhandig. En ik denk dat dat ook allebei klopt. Ik ben tot drie keer toe een lens verloren en heb hem weer terug gevonden. De laatste keer lag hij op zijn kant (en een lens is echt heel dun) in de afvoer van de wastafel. Hij is daar ooit doorheen gevallen waardoor we de zwanenhals moesten openmaken en daar lag hij toen gelukkig in. Maar nu lag hij dus nog in de afvoer, niet met het water weg gespoeld. Gelukkig.

De eerste keer was ik hem twee dagen kwijt. We hadden minutieus de wastafel en omgeving afgezocht en hem niet gevonden. Ik had al een nieuwe lens besteld, toen ik hem opeens gewoon zag liggen, naast de kraan, waar hij eerder echt niet lag.

De tweede keer, vlak na de eerste keer, was ik echt zuur. Het geld dat ik voor zo’n lens kwijt ben vind ik niet leuk, maar de tijd dat ik een bril moet dragen voordat ik een nieuwe kan nemen, vind ik echt vervelend. Ik kon het dan ook niet geloven toen mijn man, die mij uitgebreid had helpen zoeken (weer), belde dat hij mijn lens had. Hij had met zijn handen in zijn zakken opeens iets kleins gevoeld en dat was mijn lens.

Ik heb vaker gelezen dat we wel eens wat hulp krijgen van ‘boven’ en daar geloof ik ook in. Een van mijn broers kreeg na een werkloze tijd opeens een baan aangeboden en zei oprecht te geloven dat één van onze overleden broers daar vast de hand in had gehad. Ik geloof dat ook. Ik denk helemaal niet vaak aan deze gebeurtenissen. Het is meer dat ik op zo’n moment even denk: ‘Goh, wat een geluk.’ Omdat ik me er dan wel druk om heb gemaakt.

Van de week dacht ik er wel aan. Ik was in Schotland geweest voor een bijeenkomst met mijn New Seekers-vrienden. Ik had van een Australische vriend, die nu in Engeland woont, een klein Koalabeertje gekregen aan een sleutelhanger. Ik had hem aan mijn mini-schoudertasje gehangen, heel leuk. In de rij voor de douane merkte ik opeens dat hij niet meer aan het ringetje hing. Ergens had ik hem dus verloren. Ik vond het echt jammer.

‘Net iets voor mij,’ dacht ik. Ik zag dat het kettinkje, waar hij aan had gehangen, niet helemaal sloot. In de trein naar huis, vele uren later, voelde ik in de zak van mijn jas. Natuurlijk dacht ik niet echt dat hij daarin zou zitten…maar dat zat hij dus wel.

Dat een klein sleutelhangertje van mijn tasje (die ik de hele tijd alle kanten op slinger) precies in mijn jaszak valt, dat kan natuurlijk. De kans is klein. Net zo klein als de kans dat mijn man een lens, die ik in de badkamer verlies, in zijn broekzak vindt. Maar ik weet dat het kan. En, nee, die eerste lens heeft hij niet op de wastafel neer gelegd. Dus ik weet niet hoe het kan. Maar dat wij soms een beetje hulp krijgen van ‘bovenaf’, daar geloof ik graag in.

Advertentie