Niet gehoord

Mijn dochter overhandigt mij een Vrij Nederland. ‘Er staat een artikel in over ‘Degrowth’. Dat spreekt je vast wel aan, want daar heb jij het ook altijd over,’, zegt ze. Ik verkondig inderdaad vaak dat we, met elkaar, veel te veel hebben en dat de gemiddelde mens ook veel te veel wil. Dat we vooral zouden moeten minderen.

Jason Hickel, de man die voor het artikel is geïnterviewd, is verbonden aan de London School of Economics en hoogleraar aan het Institute for Environmental Science and Technology aan de Autonome Universiteit van Barcelona. In zijn boek ‘Meer is minder’ beschrijft hij een wereld waarin de economie draait om menselijk welzijn en een gezonde planeet, in plaats van om oneindig economische groei. Zoals ik heel vaak heb gezegd: ‘Niets kan eindeloos groeien, mensen niet, bomen niet en dus ook een economie niet,’

Eerder deze week las ik een artikel in Trouw van milieutechnoloog Cees Buisman die daarin zegt dat ‘Ook 10 miljard mensen de aarde leefbaar kunnen houden’. Hij vertelt hierover in zijn pas verschenen essay ‘De mens is geen plaag’. Niet de wereldbevolking is het probleem volgens Buisman, maar het feit dat we de wereld moeten veranderen.

Buisman ging milieutechnologie studeren omdat hij het milieuprobleem-zoals dat toen nog heette- wilde oplossen. Dat is niet gelukt. In het artikel zegt hij: ‘In de huidige wereld worden alleen de technologieën ontwikkeld waarmee geld verdiend kan worden. Technologie gaat niet over problemen oplossen, maar over geld verdienen’.

Gelukkig vertelt hij ook het verhaal dat hem optimistisch stemt. Het verhaal over ‘Het integrale bewustzijn’ dat nu hooguit 5% van de mensen heeft maar dat bij 10% van de mensheid het verschil in de wereld kan gaan maken. Zijn uitleg hierover in het artikel: ‘Integraal bewuste mensen denken met hun hart. Ze hechten aan ratio en aan gevoel. Ze streven naar heelheid. En ze hebben een wereldperspectief. Ze zien de droogte in de wereld en niet alleen in hun eigen rivier. En ze zien een wereld die zorg en barmhartigheid nodig heeft.’

Ik voel me vaak niet gehoord maar begrijp dat ook heel goed. Om gehoord te worden moet je een heleboel mensen achter jou en je standpunten hebben staan en dat heb ik niet. Maar wat ik niet begrijp is dat deze wetenschappers, die een grote naam zijn in hun vakgebied en ongetwijfeld een heleboel mensen achter hen en hun standpunten hebben staan ook niet gehoord worden.

Of misschien zeg ik het verkeerd, ze worden wel gehoord, maar er wordt niet, door de mensen die de macht hebben in de wereld, naar ze geluisterd. En dat is maar om één klein woordje: geld.

Onbekend maakt onbemind

Ik ben geboren in, wat vroeger heette, Nederlands-Indië. Toen het land aan de Indonesiërs werd terug gegeven (en dat ging ook helaas gepaard met een bloedige oorlog) moesten wij ‘terug’ naar ons moederland, waar we nog nooit waren geweest. Onze allereerste opvang toen lijkt wel wat op dat van vluchtelingen/asielzoekers nu. Een piepklein beetje, want onze omstandigheden waren veel beter.

We werden per gezin ergens geplaatst (niet op grote slaapzalen of nog erger in tenten buiten) eerst in pensions en daarna (in afwachting van echte huizen) in houten barakken, wij in Zuid-Drenthe. En we hadden al een ‘status’ al sprak, denk ik, destijds niemand daarvan. We waren al in Nederlands-Indië Nederlanders. We spraken daar al gewoon Nederlands, ik vraag me wel eens af of iedereen dat begrijpt.

Als ik allochtone mensen zag en in hun eigen taal met elkaar hoorde spreken vond ik dat altijd een beetje spannend. Dat veranderde al toen ik met ouders van jonge kinderen uit verschillende landen ging werken. Mensen uit Eritrea, Irak, Syrië, Slovenië, Polen, India, China en andere landen. Van mijn Eritrese tolk hoorde ik het ongelooflijke verhaal van de vlucht uit hun land waarbij ze nachten hebben gelopen, overdag hebben geschuild voor de soldaten en de moeder van een 4-jarig meisje moesten begraven omdat ze op die zware tocht het leven liet. En hoe zij en haar babyjongetje op Schiphol aankwamen, niet wetende in welk land ze waren terecht gekomen.

Nu heb ik het boek ‘De gelukvinder’ gelezen van de auteur Edward van de Vendel. Het gaat over de familie van Hamayun die op acht jarige leeftijd met zijn familie uit Afghanistan moet vluchten voor de Taliban. Aan het einde van het boek is hij 17, is de familie al een paar jaar in Nederland en is net voor de derde keer hun asiel aanvraag afgewezen. Wat ze in Afghanistan hebben meegemaakt is verschrikkelijk, ik begrijp goed waarvoor ze gevlucht zijn. Wat ze onderweg hebben meegemaakt, in handen van mensensmokkelaars, is ook verschrikkelijk. Maar wat ze hier, in ons ‘veilige’ land moeten ondergaan is ook verschrikkelijk. En gelukkig zit Hamayun op een school waar de leiding zich voor hen inzet om de status te krijgen die ze nodig hebben om niet terug te hoeven naar hun land (waar hun leven niet veilig is). Daarom heb ik goede hoop dat het met dit gezin is goed gekomen, maar ik heb hard gehuild toen ik las over die derde weigering en hoe dat is gegaan.

Door het boek heb ik het gezin goed leren kennen en het is een mooi, liefdevol gezin met ondanks hun ellende een mooie humor. Het zou mijn eigen gezin kunnen zijn, of dat van mijn vrienden.

Onbekend maakt onbemind. Ik hoop dat veel mensen dit boek gaan lezen voor wat meer begrip voor en mededogen met mensen die niet voor niets hun land verlieten.

Vechtscheidingen. Meer in plaats van minder

Op televisie zie ik een vooraankondiging van een item ‘Jeugdbeschermers lopen steeds vaker vast op vechtscheidingen’ in het programma Nieuwsuur. In het programma wordt ook het feit vermeld dat het aantal vechtscheidingen oploopt.

Sinds 2015 heb ik me beziggehouden met en geschreven over relaties, communicatie en (vecht)scheidingen en de ontwikkelingen omtrent (v)echtscheidingen gevolgd. Ik heb over de nare gevolgen ervan voor kinderen contact gehad met mensen van de GGD, de gemeente en de politiek. En ik heb mensen gecoacht die in een scheiding zaten of in een tweede scheiding terecht dreigden te komen.

In 2018 en 2019 heb ik met oud-minister Rouvoet gemaild en via LinkedIn berichten uitgewisseld over zijn project Scheiden zonder Schade. Dit stopte toen hij mij ‘overdroeg’ aan zijn medewerkers, met wie vervolgens geen contact tot stand kwam. Ik ben bang dat zowel het project Scheiden zonder Schade als een interventie als KIES (kinderen in een scheiding/ KIES voor het kind) niet heeft kunnen zorgen voor minder vechtscheidingen. Integendeel. Ik denk dat het komt omdat deze interventies altijd te laat komen. En misschien komt elke interventie op dit gebied wel te laat. Het kwaad is dan al lang geschied met alle nare gevolgen voor de kinderen.

In 2019 ontdekte ik dat er een geweldige cursus voor aanstaande ouders wetenschappelijk is onderzocht en ontwikkeld, door de Hogeschool van Leiden. De cursus OuderTeam. Dit is, in mijn beleving, het soort cursus dat alle aanstaande ouders standaard moet worden aangeboden willen we ooit echt preventief en constructief werken aan het voorkomen van (v)echtscheidingen. En de politiek kan hiervoor zorgen.

Iedereen die ik in de afgelopen jaren heb gesproken over een cursus voor aanstaande ouders begrijpt wat ik bedoel en is het eens met mijn argumenten hierover. De bezwaren die worden aangedragen gaan over ‘dwang’ die je mensen niet kunt opleggen en dat je zo’n cursus niet kunt ‘verplichten’. Maar dat is de verkeerde benadering. Het zou een recht voor iedere aanstaande ouder moeten zijn zo’n cursus te krijgen, omdat het voor iedereen moeilijk is om tijdens het ingrijpende gebeuren van wat ik noem ‘de geboorte van een gezin’, je relatie goed te houden. Daar kun je alle hulp bij gebruiken en alle communicatie die daarvoor nodig is. Zie het als de voorloper van het consultatiebureau, waar je ook wordt begeleid, maar dan voordat de baby er is.

En het bezwaar dat het geld kost? Er is al vaak berekend wat een gezin kost dat van verschillende instanties hulpverlening krijgt en in vele gevallen niet geholpen wordt. Laten we dat geld investeren in een preventieve maatregel als een goede oudercursus, voor iedereen.

En een bijkomend voordeel…de huizen die niet gebouwd hoeven te worden, omdat meer gezinnen in één huis blijven wonen.

Prijs per stuk, heel gewoon

Ik vraag me wel eens af hoe het voor mensen die weinig te besteden hebben moet zijn, om een reclame voorbij te zien komen waarin twee mannen met karren met koppen erop bij de kassa komen. De man met twee karren zegt tegen de ander: ‘Ga jij maar eerst, jij hebt maar een beetje,’. Ik stel me voor dat genoeg mensen nooit en te nimmer aan zo’n volle kar toekomen.

De kar zit dan vol met 2 voor de prijs van 1 aanbiedingen. Iemand die graag minder zou betalen, zit daar niet op te wachten. Zijn budget is zo klein dat hij al blij mag zijn als hij er één kan betalen. Maar die tweede krijgt hij GRATIS. Ja…daar lijkt het op. Volgens mij is het zo dat de artikelen zo duur zijn gemaakt dat de winkeliers kunnen doen alsof ze artikelen gratis weggeven, maar dat is natuurlijk niet zo. Geen enkel artikel is gratis. Er is altijd iemand die betaalt en dat is in ieder geval niet de winkelier.

Wanneer het artikel voor de gewone prijs (de prijs die het zou moeten kosten) wordt aangeboden, in mijn beleving dus de helft, dan zou de klant de andere helft van dat bedrag kunnen uitgeven aan wat hij nog meer nodig heeft. Daar hebben mensen wat aan.

Ik kan het me nu veroorloven om te kopen wat ik nodig heb. Wanneer het houdbare artikelen zijn (en dat zijn het meestal) neem ik de tweede en geef het soms weg. Of het is iets wat ik echt regelmatig gebruik, en dan houd ik het zelf. Bij drogisterijen worden soms 4 voor de prijs van 2 aangeboden en wat het dan ook is, dat laat ik staan. Net als groenten of fruit wanneer er twee van worden aangeboden, dan kies ik iets wat gewoon een ‘per stuk’ prijs heeft. Ik wil niet gedwongen worden meer te eten omdat iets aan bederf onderhevig is. Tweede halve prijs koop ik alleen als ik het echt nodig heb. Ik heb altijd de keuze, maar die heeft niet iedereen.

Maar stel je nu eens voor dat we al die (belachelijke) reclames weg zouden doen en gewoon de prijzen zouden vragen die we zouden moeten betalen. Dus niet twee voor de prijs van één maar gewoon de helft van die prijs. Boodschappen doen zou weer leuk worden voor iedereen. En mensen die niet veel te besteden hebben zouden er enorm door geholpen worden.

Er is een Doe-het-zelf winkel die op die manier werkt. Geen aanbiedingen maar gewoon vaste lage prijzen. En ik vraag me af…welke supermarkt durft dat voorbeeld te volgen?

40 jaar samen

In mijn boek ‘Roos’ perikelen’ beschrijf ik de eerste ontmoeting met mijn liefste als volgt: Ik weet nog precies hoe het was. Nadat zij (de collega bij wie ik thuis kwam) de deur voor mij had open gedaan, hoorde ik vanuit de kamer zachte gitaarmuziek. In de zithoek zat de vriend, René dus, gitaar te spelen. Hij stond direct op toen ik binnenkwam. Hij kwam naar mij toe en gaf me een hand. Twee blauwe ogen onder een krullenbos keken mij aan. Ik was totaal verloren, het was een soort explosie van binnen. Ik wist dat voortaan alles anders zou zijn. Van zijn vriend hoorde ik later dat hij tegen René had gezegd, nadat ik naar huis was gegaan: ‘Ze is pas getrouwd René. Afblijven dus,’

Ik had mijzelf in het boek de naam ‘Roos’ gegeven, als afkorting van mijn eerste officiële voornaam, Rosemarie. Mijn liefste had gekozen voor de naam van zijn overleden jeugdvriend, René.

Dat ons samenkomen onvermijdelijk was blijkt, voor mij, uit het feit dat wij dit jaar veertig jaar samen zijn. Die jaren zijn zeker niet ongemerkt voorbij gegaan en hadden ook een andere uitkomst kunnen hebben, wat gelukkig niet is gebeurd.

26 jaar geleden schreef ik het volgende gedicht. In die tijd gebeurde dat ongeveer één keer per jaar. Aangezien het al achter in het jaar was had ik het niet meer verwacht, totdat…die eerste ontmoeting als een filmpje in mijn hoofd verscheen.

Still in love

He was sitting there playing the guitar

And I was lost forever

And it’s still the way we are

After 14 years together

You’re still the same, I’m up and down

So different you and I

But I’m learning to accept by now

Instead of asking: “Why?”

I’m still “in love” it just won’t go

Although my love is strong

But the foursome that we make just shows

That being “in love” can’t be wrong

It only makes me the vulnerable kid

I’m afraid I’ll always be

But you know what, I don’t care a bit

As long as he is next to me

30-11-1996     00.30 a.m.

Na veertig jaar samen klopt het gedicht nog steeds. En wat ook klopt is dat een verliefd hart ook een kwetsbaar hart is.

Hoe wij het redden

In de grote familie, en ons veel kleinere gezin, waarin ik ben opgegroeid zijn veel van de grote hobbels, ongemakkelijkheden en misschien wel levensdrama’s voorbij gekomen. We hebben te maken (gehad) met wat men noemt ‘stoornissen’ als ADHD en autisme, ziekten als kanker, hartfalen, astma, Parkinson, depressies en bij één van onze jonge kinderen diabetes. Hoog sensitief, kinderloosheid, lhbti, ontslagen, handicaps, echtscheidingen en overlijdens op veel te jonge leeftijd maken ook onderdeel uit van ons leven.

Toch komen we er samen ‘goed’ door. Ik schrijf dat toe aan het grote netwerk dat wij met elkaar zijn en hebben, oftewel ‘the village to raise the child’. Ik heb de ervaring van een grote familie en een klein gezin en die zijn beiden, bij het opgroeien en ouder worden, ‘bij elkaar’ gebleven. Je kunt je familie niet kiezen, maar je kunt er wel voor kiezen hoe je, in je familie, met elkaar om wilt gaan. Strubbelingen, onenigheden en ruzies zijn er helaas overal en ik ben ervan overtuigd dat het niet erg hoeft te worden wanneer ieder zou kunnen kijken naar wat zijn eigen aandeel daarin is, want die is er…altijd.

Dat de overheid steeds meer lijkt te falen bij de hulpverlening, die juist goed zou moeten zijn, heeft ook te maken met het grote aantal mensen die die hulp lijkt nodig te hebben. Ik zeg ‘lijkt’ omdat veel minder hulp nodig zou zijn wanneer ieder in staat zou zijn, eigen verantwoordelijkheid te onderkennen. Wanneer (scheidende) ouders niet in staat zijn voor hun kinderen te zorgen dan grijpen instanties in. Met veel te vaak gevolgen die, voor de mensen die geholpen zouden moeten worden, verkeerd uitpakken. Dat kun je in veel gevallen voor zijn door in je ‘village’ hulp te zoeken en dat vraagt ook van de mensen in je ‘village’ verantwoordelijkheid. Samen kritisch kijken naar wat er daadwerkelijk gebeurt, en dan helpen en die hulp toelaten.

Hoe wij het redden heeft te maken met communicatie. In onze familie en ons gezin doen we het allemaal op onze eigen manier, maar we doen het omdat we elkaar belangrijk vinden en liefde en respect voor elkaar hebben.

Het gezin als hoeksteen van de maatschappij lijkt (is, volgens velen) achterhaald, maar waar we steeds weer achter komen is dat het altijd bij het gezin begint. Het begint bij de geboorte van een gezin. Op dat moment moet de village gevormd worden en ben je enorm in het voordeel wanneer je familie hebt die jou te hulp kan schieten wanneer je die nodig hebt. Een verstoorde relatie, een verbroken band is te herstellen, als je het van beide kanten wilt. En ook vrienden, familie van familie en buren kunnen deel uitmaken van een village.

Zo redden wij het met elkaar, omdat we het willen.

Mijn moeder, de prinses

Toen zij mijn vader voor het eerst tegenkwam op straat zei ze tegen haar vriendin: ‘Kijk, met die man ga ik trouwen,’. Mijn moeder was toen 16, mijn vader 22. Toen ik mijn vader er later naar vroeg zei hij: ‘Mammie knipoogde naar mij,’. Ik vond ze uiterlijk niet bij elkaar passen. Mijn moeder was wat groter dan mijn vader en al was ze niet dik, naast mijn tengere vader vond ik haar wel ‘gevuld’.

Hun liefde leek vooral aan zijn kant heel sterk maar ik denk dat zij ook gek op hem was. Hij heette Egon en zo werd hij door zijn familie ook genoemd, alleen zij noemde hem altijd Hart. Het was een afkorting van zijn tweede naam, Hartmut, maar het had ook die lieve klank en betekenis. Hij was de man van haar hart.

Ze hadden samen 12 kinderen en wellicht vond mijn vader dat zij overdag hard moest werken. Hij verzorgde in ieder geval elke ochtend het ontbijt. Het brood en toebehoren stond klaar op de eettafel en op de kop van de tafel stonden de koffie en chocoladekopjes klaar om uit te drinken. Ik herinner me elke ochtend, dat ik naar school ging, even de blik om het gordijn en de groet: ‘Doei mam,’. Zo lang ik me kan herinneren sliep zij elke morgen ‘uit’.

De oudere kinderen werden door mijn vader streng aangepakt. Ieder had een taak en hij en mijn oudste broer zagen erop toe dat die nauwgezet werd uitgevoerd. Omdat iedereen jong trouwde (de oudste lichting) zorgde ik, op mijn tiende het oudste meisje van het gezin, voor de dagelijkse boodschappen. Na het eten was het mijn vader die de grote afwas deed. Mijn moeder las ’s avonds. En dat vond ik heel gewoon.

Toen mijn vader met pensioen ging kreeg mijn moeder het ook. Mijn vader nam zeker de helft van de huishoudelijke taken op zich. En toen mijn moeder slecht ter been werd nam hij ook het dagelijkse koken op zich, en dat kon hij heel goed.

Het was mijn oudste broer die bij onze ouders introk toen zij echt ouder werden en wij wel eens bezorgd waren over hun wel en wee. Hij was toen ook de jongste niet meer en na zijn hartinfarct kwamen zijn zes zussen elk een (vaste) nacht van de week bij hun logeren. Uit die tijd stamt één van mijn mooiste herinneringen aan mijn moeder, de prinses.

Ik zat alleen aan de ontbijttafel toen mijn vader, achteruit lopend en in zijn handen klappend, uit hun slaapkamer kwam, zingend-zeggend: ‘Daar komt de koningin, daar komt de koningin,’. Ik keek op en zag mijn moeder, een beetje verlegen kijkend, uit de kamer komen. Haar gezicht sprak boekdelen: ‘Och Hart, doe niet zo gek,’ op een lieve manier.

Mijn moeder kwam uit een, ten opzichte van dat van mijn vader, gegoede familie en met mijn vader heeft ze het de eerste jaren echt arm gehad…maar ze hielden veel van elkaar en tot haar laatste dag heeft mijn vader haar als een prinsesje behandeld.

Over communiceren in een samengesteld gezin

Communicatie is en blijft een lastig fenomeen. Omdat we het allemaal doen kunnen we er ook allemaal over meepraten. Sommige van ons weten dat ze soms onduidelijk communiceren en anderen vinden vooral, dat anderen dat doen.

Onze ouders zijn ons voorbeeld … en ons referentiekader. De manier waarop zij communiceren is oorspronkelijk ontstaan uit de communicatie van hun ouders. In een relatie ontwikkel je je eigen manier om met elkaar te communiceren. Je neemt van elkaar dingen aan en over en…soms  niet. In dat laatste geval stel je dus de communicatie bij. Dat betekent dat je elkaar beïnvloedt en in staat bent keuzes te maken met als doel, in je relatie samen en later met je kinderen, de communicatie beter te maken met ruimte voor invloed van allen die erbij betrokkenen zijn.

In het geval van een samengesteld gezin komen er dus twee van die al lang gevormde communicatiemodi bij elkaar. Twee betrokkenen, in die situatie, hebben er zelf voor gekozen. De overige zijn erbij betrokken. Zij zijn de ex-geliefden en de kinderen van het paar.

Het samengestelde gezin heeft geluk als de ex-geliefden in staat zijn de prille relatie van het gezin niet in de weg te staan. Zij zullen met gespitste oren luisteren naar de verhalen die hun kinderen meenemen uit het huishouden waar zij geen deel van uitmaken. Dat is prima. Het welzijn van de kinderen is ook hun zaak als de kinderen niet ‘onder hun hoede’ zijn en getuigt van hun nimmer aflatende betrokkenheid.

Het samengestelde gezin zal hun prille relatie positief kunnen ontwikkelen wanneer de ouders in staat zijn goed naar hun kinderen te kijken en te luisteren. De non verbale signalen zijn hierbij soms belangrijker dan wat er daadwerkelijk wordt gezegd. Samen zullen zij continue moeten communiceren met woorden die duidelijk maken waar zij en hun kinderen staan.

Zij zijn de basis van het gezin dat in hun leven al een poosje op weg is en op die weg een enorme ‘hobbel’ is tegengekomen. Een ‘horde’ die niet zomaar te nemen is. Compassie, liefde en acceptatie zijn woorden die in deze situatie cruciaal zijn. Er is een keuze gemaakt op basis van liefde. Er zijn vaak twee gezinnen voor uit elkaar gehaald. Om het nieuwe, samengestelde gezin wel te laten slagen is het goed communiceren, wat compassie, liefde en acceptatie omvat, misschien wel het allerbelangrijkste.

Het is veelgevraagd in die complexe situatie . Er zijn emoties die hoog oplopen. Er is liefde en als het goed is, heb je begrepen dat de keuze voor je partner automatisch betekent, de keuze voor zijn of haar kinderen.  

Communicatie in een samengesteld gezin is een enorme uitdaging die de meeste kans van slagen heeft als er voor iedereen die erbij betrokken is respect is en het recht dat eenieder heeft, om gezien te worden.

De modus waarin je samenleeft

‘Denk je dat je liefde kunt meten?’ vroeg ik aan mijn liefste. ‘Nee, zei hij, ‘dat denk ik niet. Want wanneer is liefde dan ‘goed’?’ ‘ Nee,’ zei ik, maar ik bedoel meer of minder.’ ‘Nee,’ zei hij, ‘dat ook niet.’

Een poosje terug merkte ik op dat ik meerdere keren tegen hem had gezegd: ‘Ik hou van jou,’ en dat hij dat nooit had gezegd. Hij keek mij aan en zei: ‘Dan let je niet op.’ Ik dacht daar over na en kwam tot de conclusie dat het niet met woorden hoeft te worden gezegd. Hij laat het regelmatig merken door zijn gedrag.

Er zijn allerlei modi waarin je kunt samenleven. Wij vinden het prettig om samen te leven met een respectvolle en liefdevolle communicatie. Dit betekent geenszins dat we het altijd met elkaar eens zijn of er nooit een onvertogen woord valt. Maar we overladen elkaar niet met verwijten, maken geen vervelende opmerkingen naar elkaar, vragen niet: ‘Nou, waarom?’ of zeggen niet: ‘Doe het zelf,’ als we elkaar vragen iets voor de ander te doen. En we zullen elkaar zeker nooit vernederen, want voor ons geldt: ‘Waarom zou je dat doen?’

Ik hoor en zie om me heen wel relaties waarvan ik denk: ‘Oh? Hoezo zeg je dat? Hoezo doe je dat?’ En omdat in onze maatschappij al snel een vraag of opmerking als bemoeienis wordt opgevat, houd ik dat dan ook voor mezelf.

We mogen gelukkig allemaal zelf weten in welke modus we willen samenleven maar ik vraag me er wel eens bij af of mensen zich wel realiseren wat ze doen of zeggen en wat dat met de ander kan doen. En ik hoop dat mensen, die in een ongewenste modus leven, daar zelf iets aan veranderen. Niemand hoeft in een ongewenste modus te leven, daar is het leven te kort en te kostbaar voor.

Verslag van een logeerpartijtje

Hij vroeg het meteen toen opa en oma waren thuisgekomen. Genoeglijk op de grond, tegen de verwarming aangeleund zei hij: ‘Ik heb een vraag, mag ik vrijdagavond logeren?’ Oma was maar even in de war, omdat we vrijdagochtend weer naar ons andere huis zouden verkassen. Maar natuurlijk kon hij logeren, dan bleven we gezellig een dagje langer.

Hij kwam de volgende ochtend al om half 9 binnen. Niet om direct al te logeren, maar wel om te vragen of oma met hem mee kon naar de bioscoop, omdat mamma en broer naar een andere film gingen dan ‘Samoerai Henk’…en die wilde hij nou zo graag zien.

In de bioscoop kon hij nog even lekker heen en weer rennen door de zaal, omdat we heel vroeg waren en nog alleen aanwezig. Toen één keer de film begonnen was nam hij totaal ‘de lead’ door te stellen dat we pas popcorn mochten eten als het heel spannend was. En toen hij midden in de film naar het toilet moest: ‘Maar we zijn net geweest!’ gingen we dat gewoon doen.

Na de middag kwam hij wel alvast logeren. Met zijn rugzakje op en de kindergitaar van zijn broer in de hand kwam hij naar boven. Hij vond ook dat hij maar direct zijn eerste gitaarles moest hebben. En zo rukte hij opa los van zijn werk, waar hij toch al mee wilde stoppen.

Voor het beweeglijke jongetje dat hij is kon hij verbazend stil en geconcentreerd kijken en luisteren naar opa’s aanwijzingen om een klein melodietje te leren spelen op voorlopig één snaar, met één vinger. Onbewust van een diep ontroerde oma die stond te luisteren naar een melodietje dat ze herkende, als het intro van een oude jaren 60 hit.

Na het pannenkoeken eten, waarvoor hij zelf het beslag had geroerd, heeft hij nog even gegamed op zijn meegebrachte X-box: ‘Ja, zet de klok maar, oma,’ en na het voorlezen vond hij het ook wel tijd om te slapen.

Zo’n klein logeerpartijtje, wat een genot…voor het ventje…en misschien nog wel meer voor zijn opa en oma.